Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Cornelius (peter)

betekenis & definitie

Cornelius (Peter), componist en dichter, geb. 1824 te Mainz, overl. 1874 ald., een der meest sympathieke en begaafde kunstenaars uit de tweede helft der 19e eeuw. Studeerde (1845-1850) contrapunt bij Dehn in Berlijn; ging 1852 naar Weimar, waar Liszt zich zeer voor hem interesseerde en hem aanmoedigde tot ijverig componeeren. C., die eene zeer vaardige pen voerde, schreef tal van art. in de „Neue Zeitschrift f. Musik”, en toonde zich daarin een ijverig strijder voor de idealen der modernen. 1858 voerde Liszt te Weimar den „Barbier v. Bagdad” van C. op; tengevolge van tegen Liszt gerichte intriges, ontaardde de voorstelling in een wild kabaal. Liszt weigerde daarna in Weimar verder opera’s te dirigeeren en verliet de stad kort daarop. C. ging toen naar Weenen, leerde daar R. Wagner kennen, en werd door diens toedoen benoemd tot leeraar aan de Kon.

Muz.school te München. Behalve den Barb. v. Bagd. schreef C. nog de opera’s „der Cid” en „Günlöd” (de laatste, nog niet geheel voltooid, toen C. overleed, is afgewerkt door Waldem. v. Baussnern). Voorts een aantal zeer mooie liederen; ook mannenkoren en kerkmuziek. C. was bovendien een lyrisch dichter van groote gaven (zie zijne Ges. Schr., Breitk. u. Härtel) en bezat eene ongewone talenkennis. Van zijne hand zijn de vertalingen van de teksten van Benvenuto Cellini van Berlioz (Fr.), Stanislaus van Liszt (Poolsch), La serva padrone van Pergolesi (Ital.). Eene biogr. v. C., geschreven door Edg. Istel, verscheen in de Univers.-Bibl. van Reclam (1904).

< >