Coöperatieve vereeniging, - vereeniging, welke voldoet aan de bepalingen van de wet van 17 Nov. 1876, Stbl. 227, laatstelijk gew. 20 Jan. 1896, Stbl. 9. Art. 2 dezer wet zegt: Onder coöp. ver. verstaat de wet vereenigingen van personen, waarbij de in- en uittreding van leden is toegelaten, en die bevordering van de stoffelijke belangen der leden ten doel hebben, als door middel van gemeenschappelijke uitoefening van hunne neering of ambacht, door aanschaffing van hunne benoodigdheden of het hun verstrekken van voorschotten of crediet. Eene ver., welke aan deze vereischten voldoet, verliest haar karakter niet, indien de statuten haar veroorloven haren werkkring ook tot derden uit te strekken.— De naam der ver. moet de aanwijzing bevatten van haar doel en daarin moet het woord „coöperatief” voorkomen (art. 3). Zij moet bij notarieele akte worden opgericht (art. 4), welke moet worden ingeschreven ter griffie van het kantongerecht en openbaar gemaakt overeenkomstig art. 5. Eerst daarna treedt de vereeniging als rechtspersoon op (art. 6). Art. 7 zegt wat de akte op straffe van nietigheid moet bevatten. — Voor zooverre niet anders is bepaald, wordt het bestuur uit de leden gekozen en is het lidmaatschap persoonlijk (art. 8).
Indien bij gerechtel. of buitengerechtel. vereffening van den boedel der vereeniging blijkt, dat hare goederen ontoereikend zijn om aan hare verbintenissen te voldoen, zijn zij, die bij de ontbinding leden waren, of in het jaar daaraan voorafgaande zijn uitgetreden, tot dekking van het tekort, en wel, indien bij de statuten niet anders is bepaald, voor gelijke deelen verplicht, met dien verstande, dat zij ook gezamenlijk voor de betaling van ieders aandeel in den omslag borg blijven. — De aansprakelijke personen zijn gehouden tot onmiddellijke betaling van hun aandeel in den omslag, vermeerderd met 50%, of zooveel minder als de vereffenaar of curator voldoende acht, tot voorloopige dekking van een naderen omslag voor de kosten van invordering en voor het aandeel van hen, die in gebreke mochten blijven aan hunne verplichting te voldoen (art. 19). Indien de voordeelen der vereeniging volgens de akte van oprichting ongelijk tusschen de leden worden verdeeld, kan daarbij ook worden bepaald, dat de omslag van het tekort geheel of ten deele naar denzelfden maatstaf zal geschieden. In dat geval kan de aansprakelijkheid ook worden beperkt tot eene in verhouding tot den aangenomen maatstaf bepaalde som. Bij toepassing dezer bepaling worden teruggaven van inleggelden in het jaar, aan de ontbinding vooraf gaande, als niet geschied beschouwd (art. 20). — Art. 11 schrijft voor, dat er ten kantore der vereeniging een register dagelijks zal worden bijgehouden, waarin o. a. omtrent toetreding en uittreding der leden nauwkeurig aanteekeningen moet worden gehouden. Die toetreding en opzegging van het lidmaatschap kunnen zelfs ten aanzien van leden en van derden slechts door dit register of een daaraan gehecht afschrift van een notarieele akte worden bewezen. Art. 14 voorziet in het geval, dat het bestuur niet tot bedoelde inschrijving wil medewerken. Zie verder omtrent de door het bestuur jaarlijks af te leggen rekening en verantwoording art. 16 en omtrent op verzoek van leden bijeen te roepen algemeene vergaderingen art. 10. Zie ten slotte voor de ev. strafrechtelijke aansprakelijkheid van het bestuur art. 22, benevens artt. 336, 342, 343 Sr.