Caerularius - (Michael), patriarch van Konstantinopel van 1043 — 1058, bracht definitief de scheiding tusschen de Lat. en de Gr. kerk tot stand. In 1053 liet hij de Lat. kerken en kloosters te Konstantinopel sluiten en bracht den Bulgaarschen aartsbisschop Leo van Achrida er toe een zendbrief te richten aan bisschop Johannes van Trani (Apulië), hetwelk de oude beschuldigingen tegen de Latijnen herhaalde (’t gebruik van ongedeesemd brood in de H. Mis, het vasten op Zaterdag, het eten van vleesch en bloed van gestikte dieren, het weglaten van het Alleluja in den vastentijd). Paus Leo IX antwoordde met een uitvoerige weerlegging en berispte C. om zijn aanmatigende onverdraagzaamheid tegen de Lat. kerk, en zond een gezantschap, aan welks hoofd stond Humbert, Kardinaal-bisschop van Silva Candida. Keizer Konstantijn Monomachos ontving de gezanten vriendelijk; C. daarentegen ontweek hen en verbood hun eindelijk in Konstantinopel de H. Mis te lezen.
Daarom legden deze 16 Juli 1054 op het hoofdaltaar van de Hagia Sophia de banbul neer en vertrokken. C. en verscheiden bisschoppen, die tot zijn partij behoorden, spraken den ban uit over de gezanten en vaardigden op een Synode een beleedigend schrijven uit tegen de Latijnen. C. viel in ongenade bij keizer Isaak Comnenus en werd in 1058 door dezen verbannen naar Prokonnesos, waar hij in 1509 stierf. Ondanks de pogingen om de eenheid te herstellen, bleef het Oostersche Schisma bestaan.