Breede lintworm - (Dibothriocephalus latus), een lintworm, die in het darmkanaal van den mensch, den hond en de kat leeft en 9 M. lang kan worden. Bestaat uit 3000 —4200 proglittiden, die meestal meer breed dan lang zijn. De kop heeft niet 4 zuignappen, zooals de meeste andere lintwormen bezitten, maar 2 zijdelingsche zuiggroeven. De geslachtsopening ligt op het midden van de buikvlakte der proglottiden.
De eieren van dezen worm komen met de faeces naar buiten en moeten, om zich verder te kunnen ontwikkelen, in water geraken. De uittredende larve wordt door visschen opgenomen en in de spieren en verschillende organen van deze dieren ontwikkelt zich de blaasworm. Zeer verschillende visschen komen hiervoor in aanmerking, b.v. de snoek, de forel, de zalm, de baars, enz. Wordt nu een dergelijk besmette visch rauw of onvoldoende gekookt gegeten, zoodat de blaaswormen niet gedood zijn, dan ontwikkelt zich in den darm van het dier dat den visch gegeten heeft, de lintworm, die snel groeit. Op sommige plaatsen, waar men de gewoonte heeft, visch rauw te eten, komt zij veel voor; zoo in de Oostzeeprovinciën van Rusland en Pruisen, Fransch Zwitserland, Japan, Turkestan, enz.
In ons land is zij zelden waargenomen. De breede lintworm veroorzaakt meestal geen ernstige stoornissen; gevaar voor zelf-infectie met den blaasworm bestaat niet. Haar levensduur in den darm kan zeer lang zijn (6-14 jaren). Zie LINTWORMEN.