Böhme of Böhm (Jakob), genaamd Philosophus Teutonicus, Duitsch theosoof en mysticus, 15751624, de zoon van een armen boer uit de buurt van Görlitz, bleef tot zijn 10e jaar zonder eenig onderwijs, werd later bij een schoenmaker in de leer gedaan, gevoelde zich steeds meer tot het geheimzinnige aangetrokken, had visioenen en gezichten, stelde deze te boek, en werd toen het voorwerp van een heftige vervolging van de zijde der orthodoxe geestelijkheid; hij had zich 1594 te Görlitz als meester-schoenmaker gevestigd waar nu een standbeeld voor hem opgericht is. Zijn eerste geschrift, Aurora, oder die Morgenröte im Aufgang, bevat zijn openbaringen en beschouwingen aangaande God, de menschheid en de natuur; van zijn overige geschriften zijn de voornaamste: Beschreibung der drei Principien göttlichen Wesens, Von dem dreifachen Leben des Menschen, Von der Menschwerdung Jesu Christi, Von der Geburt und Bezeichnung aller Wesen oder De signatura rerum, Der Weg zu Christo en vooral Mysterium Magnum (inhoudende een uitlegging van het boek Genesis); Hij schreef ook een antwoord op de „Veertig vragen der ziel” van Balthazar Bekker. Al zijn geschriften zijn door den Hollandschen koopman Hendrik Beets verzameld en sedert 1660 uitgegeven, terwijl een volledige uitgave in 10 deelen door Gichtel in 1682 te Amsterdam in het licht gegeven is. De nieuwste uitgave is die van Schiebler (7 Bde.
Leipz. 1831-47); een uittreksel daaruit gaf J. Claaszen (Bd. I. Stuttg. 1885). In deze werken ontwikkelt B. een eigen cosmologisch-mystieke leer, die geheel in duistere taal en grillig fantast. beelden is vervat, en gekenmerkt wordt door een volkomen versmelting van mystiek en natuurpilosophie. Schelling en Hegel hebben opnieuw op B.’s leer de aandacht gevestigd. — Zooals de zon zich slechts op een donkerder voorwerp weerspiegelt, zoo kan Gods werken eerst door een negatieven grond intreden; want geen ding kan zich zonder zijn tegengestelde openbaren. God is alles, hemel en hel; Hij is ook in de ruimtewereld, in de elementen en Hemellichamen. Ook het booze is naar zijn mogelijkheid in het goddelijk oer-principe bevat. Maar eerst de mensch verwerkelijkt het, doordat zijn ziel, die oorspr. overeenkomstig haar goddelijke natuur noch goed noch slecht is, met haar vrijen wil in die richting beslist. Wij kunnen uit ons zelf engelen en duivelen maken.
De wedergeboorte en verlossing door Christus is een terugkeer tot ons oorspr. goddelijk wezen. — Alle dingen bestaan in een Ja (louter kracht en leven) en een Neen (het tegengestelde daarvan). Uit het oorspr. Eene komen zeven qualiteiten voort: het strenge (hardheid, hitte), het zoete (water), het bittere, vuur, licht, en geluid, lichamelijkheid. Met behulp van deze theorie legt B. dan den Bijbel uit, „waarin veel is, dat tegen alle rede en filosofie ingaat.” In B.’s werken treft, naast ’t onbegrijpelijk-fantastische, een teere mystiek en zeer vaak een diepe wijsgeerige intuitie (zoo bv. aangaande de ontwikkeling in het zijnde, of zooals hij zegt „uitwikkeling”). In den geest van B. stichtte J. Georg Gichtel (♰ 1710) de secte der „Engelenbroeders” (naar Matth. 22 : 30).
In Engeland, waar Böhme ook vereerders vond, ontstond eene Boehmistische secte, terwijl John Leade in 1697 daar eene vereeniging stichtte onder den naam van „Philodelphisten” ter verklaring van B.’s geschriften. Als uitlegger van B.’s werken en ideeën heeft de Engelsche arts John Pordage zich bekend gemaakt. Ook de Württembergsche theoloog Oettinger en de Fransche mysticus Louis Claude de Saint-Martin hebben B.’s denkbeelden gepropageerd. Vooral Franz von Baader heeft zich met grooten ijver toegelegd op de verklaring van Böhme. — Zie over B.: Hamberger, Die Lehre des deutschen Philosophen Jakob Böhm (Münch. 1844); Fechner, Jakob Böhme, Sein Leben und seine Schriften (Görlitz 1857); A. Peip, Jakob Böhme, Der Deutsche Philosoph, der Vorläufer christl. Wissenschaft (Leipz. 1860); Martansen, Jakob B. Theosophische Studiën (Leipz. 1882); Deussen, J. B. Über sein Leben und seine Philosophie (Kiel 1897).