Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bewolking

betekenis & definitie

Bewolking, samenvattende term, zoowel voor den aard der wolken, als voor de hoeveelheid wolken, die op elk tijdstip den hemel bedekken. Als graad der b. wordt bij weerk. waarnemingen in den regel opgegeven, hoeveel tiende deelen van den hemel met wolken, onverschillig van welke soort, zijn bedekt. In de terminologie der weersverwachtingen duidt men den te verwachten bewolkingsgraad aan met lichtbewolkl, wanneer gemiddeld 1,2 of 3 tienden van den hemel met wolken bedekt zullen zijn; half bewolkt wanneer 4, 5 of 6 tienden bedekt zullen zijn; zwaar bewolkt, wanneer 7, 8 of 9 tienden bedekt zullen zijn; betrokken, wanneer de hemel geheel bedekt is. Afnemende b. geeft hoop op opklaring, toenemende b.geeft de waarschijnlijkheid van het omgekeerde.

De b. vertoont een duidelijken jaarlijkschen en dagelijkschen gang. Beide zijn verschillend voor de verschillende wolkensoorten; de laatste is het sterkst voor de lagere wolken. De jaarlijksche gang hangt af van de klimatologische gesteldheid der waarnemingsplaats en is op onze breedten gekarakteriseerd door een maximum in den winter (gem. 76% van den hemel met wolken bedekt) in December en een minimum (60 %) in Mei en September. De dag. gang vertoont in het algemeen overal een maximum overdag en een minimum in den voornacht. Door de zich als gevolg van de nachtelijke afkoeling over de aarde uitbreidende nevellagen 'vormt zich een met den tijd in dikte toenemende lage stratusbewolking, die een maximum bereikt tegen zonsopgang.

Onder invloed der zonnestralen verdwijnt deze mistlaag en neemt de b. weer af tot een meer of minder scherp uitgesproken secundair minimum. Door de zich bij hooger komen der zon door de warmtestroomingen in de onderste atmosfeerlagen vormende stapelwolken neemt de b. weer toe tot het hoofdmaximum, dat omstreeks 2 u. ’s namiddags wordt bereikt, waarna, wanneer de zon begint te dalen, de b. spoedig begint af te nemen tot het avond minimum. Het karakter der b. hangt ten nauwste samen met de natuurkundige gesteldheid van den dampkring. In de tropen en bij ons in het voorjaar en den zomer overheerscht het Cumulus-type, met den nevenvorm, de Cumulo-nimbus; in kouder streken en in ons klimaat in het najaar en den winter ziet men meer de laagsgewijze vormen van het stratus-type (Strato-cumulus, Alto-cumulus). Ook de hooge wolken vertoonen een verschil tusschen winter en najaar eenerzijds, voorjaar en zomer anderzijds.