Bard, oorspr. Keltisch woord in de beteekenis „dichter”; eerst in het einde der achttiende eeuw in de meeste Europeesche talen opgenomen. Bij de Kelten vormden de barden, evenals de druïden en de zieners of vates („filid” zie IERSCHE TAAL en LETTERKUNDE), een der drie geletterde standen. Zij waren musici, zangers en lierdichters; met de heldensage of de religie hielden zij zich niet op. Uit de antieke schrijvers weten wij, dat de barden reeds bij de oude Galliërs bekend waren. Zij bezaten een harp, de z.g. „chrotta Britannica”, beoefenden muziek en zang, dichtten lof- en hoonliederen (Diodorus), en traden bij feestelijkheden geregeld op (Posidonius). Zelfs nog Ammianus Marcellinus vermeldt, dat de barden in gedichten onder begeleiding van muziek de dapperen verheerlijkten. Over den aard der bardenpoëzie bij de Galliërs weten wij niets. De instelling der barden bleef echter in later tijd bij de Kelten van Ierland en Wales bewaard; in het Iersch en het Welsch of Kymrisch is veel bardenpoëzie bekend (zie IERSCHE TAAL en LETTERK., KYMRISCHE TAAL en LETTERK.). In Ierland bezitten wij een bardenlied uit de 9e eeuw op koning Aed van Leinster. Na dien tijd ging de bardenstand hier achteruit, daar de zieners of „filid” voortaan de gelegenheidspoëzie voor hun rekening namen. Toch bleef het bijgeloof in de barden een hoogere macht zien, wier hoonlied iemand ziekten of zelfs den dood op den hals halen kon. Van het bardengeslacht O’Higgens wordt verhaald, dat zij in 1414 een Engelschen onderkoning in vijf weken sterven deden. De bardenpoëzie der latere Middeleeuwen is zeer kunstig en dikwijls duister; de vele regels van rhythme, rijm, allitteratie, enz. maken haar onnatuurlijk. Na de Hervorming komen er weinig groote barden meer voor, daar de Iersche politiek van Cromwell en Willem III het Iersche geestelijk leven nagenoeg geheel onderdrukte. De laatste beroemde bard in Ierland is O’Carolan (1670-1737). Het aantal rondtrekkende zangers en dichters, die ten koste der bevolking leefden en weinig meer waren dan hinderlijke landloopers, bleef echter groot in Ierland; deze lieden zijn de geestelijke nakomelingen der oude barden. In Schotland heeft het bardendom zich langer gehandhaafd, daar hier de dichters welkome gasten bleven aan de hoven der clanhoofden. Wales echter is vooral het land der barden. In de oudste wetten (10e eeuw) is hier sprake van den B a r d t e u l u (Hofbard), die onder de 24 hofambtenaren de 8e of de 11e plaats inneemt. Er bestond toen alleen organisatie der barden van geheel Wales, want één was hun aller hoofd of B a r d K a d e y r y a u c (Gezeteld Bard). Talrijk zijn de gedichten, die de oude Welsche barden ons hebben nagelaten: oden en elegieën op vorsten en helden, strijdliederen, hymnen, enz. Reeds worden ons eenige barden uit de 6e eeuw genoemd, maar de hun toegeschreven gedichten zijn niet ouder dan de 11e eeuw (Aneirin, Taliessen, Llywarch Hen). Na dien tijd breekt de bloeiperiode der Welsche bardenpoëzie aan: 12e-15e eeuw. Beroemd zijn vooral geworden Owain Gwynedd, dien Th. Gray in het Engelsch navolgde, en Dafyd ab Gwilym (zie KYMRISCHE TAAL-EN LETTERK.). Eerst met de troonsbestijging van het huis Tudor verdwijnt de officiëele en hoofsche Kymrische poëzie en worden ook hier de barden vagabondeerend. In de jaren 1568-1819 is er bijv. geen algemeen dichterfeest voor Wales of E i s t e d d f o d gehouden. De Hervorming bracht de eerste verbetering in dezen achteruitgang, doordat er nu een belangrijke stichtelijke litteratuur ontstond, en het overige deed de herleving der Kymrische letterkunde onder leiding van Iolo Morganwg, die het Neodruïdisme instelde (zie KYMRISCHE TAAL- en LETTERK.). De hedendaagsche barden zijn vrijwel uitsluitend onderwijzers en nonconformistische predikanten, die in zeer schoolschen trant dichten; eerst de allerjongste generatie vertoont de neiging, de bardenpoëzie te bevrijden uit de knellende banden, die haar drukken (zie CYNGHANEDD). De bardenpoëzie heeft in den loop der eeuwen haar hoofsch en haar muzikaal karakter geheel verloren. Litteratuur: W. F. Skene, The Four ancient books of Wales (Edinburg 1868), J. Loth, Métrique Galloise (Parijs 1900-02). Zie verder bij KYMRISCHE TAAL- en LETTERKUNDE.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk