Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Babel

betekenis & definitie

Babel - Beroemde aloude wereldstad aan den Eufraat, sinds Hammoerapi de hoofdstad van het Babylonische rijk en, ook in tijden van politiek verval, de geestelijke metropool van de Vooraziatische wereld.

„Babel” is de Hebreeuwsche vorm van den naam (Gen. 10, 10; 11, 9), Babylon de Grieksch-Latijnsche. In de Babylonisch-Assyrische taal is ’t „Bab-ili” = „de poort van den god”, ook soms „Bab-ili” of „Bab-iMni” (Bab-ylön!) = „de poort van de góden”. Zeker onjuist is de verklaring „Bab Bêl” (= de poort van Bêl), want in het Sumerisch luidt de naam „Ka dingira” = „de poort van den god”.

Het is niet bekend, wie B. gesticht heeft. Volgens Gen. 11 zou B. niet lang na den zontvloed ontstaan zijn. Onder Sargon van Akkad (± 2775) wordt de stad reeds vermeld, misschien, als zoude hij haar hebben gebouwd of althans vergroot. Maar vóór Hammoerapi (2100) speelt zij geen rol van belang; aan dezen machtigen koning heeft zij haar politieke en geestelijke hooge verheffing te danken. B. beleeft nu zijn schoonsten bloeitijd. Van dezen tijd af hangt de geschiedenis van de stad B. ten nauwste samen met die van het rijk Babylonië. In de volgende eeuwen blijkt steeds opnieuw, dat B. zijn centrale positie, zij het dan ook slechts in theorie, beslist wil handhaven. Ook de Assyrische koningen moeten zich door Mardoek, den god van B., tot „heerschers der wereld” laten proclameeren.

Maar juist in de tijden, waarin B. staatkundig afhankelijk is van Assyrië, voert de tegenstelling tusschen B.’s hiërarchische (en maatschappelijke) aanspraken en den feitelijken toestand vaak tot ernstige botsingen. Sanherib heeft steeds gepoogd, Nineve tot metropool van het rijk en centrum van den wereldhandel te maken; ten slotte ging hij na langen, vruchteloozen strijd tegen de hiërarchie er toe over, B. geheel te verwoesten (689). Het antwoord der priesters was de moord op Sanherib en de troonsbestijging van den Babylonisch-gezinden Assar-haddon, die B. dadelijk liet herbouwen. Na den val van het Assyrische wereldrijk brak voor B., nu onder leiding van Chaldeesche koningen, een nieuwe bloeitijd aan, een renaissance van de Hammoerapi-periode. Deze nieuw-Babylonische koningen hebben B. zeer laten uitbreiden, versterken en verfraaien. Maar de politieke kracht van hun rijk was grootendeels schijn. 12 Oct. 539 werd de stad door Cyrus’ leger bezet, doch.... Cyrus trad op als Babyloniër en onderwierp zich aan B.’s kultuur. Darius daarentegen wilde het zwaartepunt des rijks naar Susa (Elam) verleggen, en B. moest zijn verzet boeten met het sloopen van een aanmerkelijk stuk der zware vestingwerken. Xerxes verwoestte een groot deel van ’t Mardoek-heiligdom (Herod.

I. 183). B. verloor thans zijn religieuse beteekenis en daardoor zijn politieken invloed. De titel „koning van B.”, sinds Hammoerapi de belangrijkste titel in Voor-Azië, verdween. Alexander de Groote wilde B. zijn ouden luister hergeven, maar stierf te vroeg. De stad van Seleucus aan den Tigrisnam B’.s rol over: in Seleucia verleende „Appollo” de kroon, — het rijk der Seleuciden was echter geen Babylonisch, maar een Syrisch rijk. B. was nu een gewone stad, zooals andere steden. Onder de Parthen-regeering werden de overige groote gebouwen verbrand, onder de Sassaniden verviel B. geheel. De ruïnen der oude wereldstad liggen dicht bij Hillah.

In de middeleeuwen en later hielden de reizigers dikwijls de overblijfselen van naburige steden voor sporen van B. zelf. Ook waren de berichten van Herodotus (1.178) e. a. niet zelden sterk overdreven. Óp die onzuivere gegevens berusten nog maar al te vaak de beschrijvingen, die van B. gedaan worden. Gedeeltelijke onderzoekingen hebben sedert 1811 plaats gevonden, maar eerst in 1879 begonnen de systematische opgravingen. Vooral in Maart 1899 toen de Deutsche Orient-Gesellschaft het werk op zich nam, werd het onderzoek op streng wetenschappelijke wijze verricht. R. Koldewey, de leider, heeft de eerste publicatie pas in 1911 gegeven (Die Tempel van Babylon und Borsippa); spoedig daarop verscheen van zijn hand het mooie boek „Das wiedererstehende Babylon” (Leipzig 1912), dat de voornaamste verkregen resultaten op heldere wijze meedeelt en door fraaie illustraties verduidelijkt. Zie ook L. W. King, A. History of Babylon (London 1916) Chapter II.

Deze opgravingen geven tegenover de veelal fantastische beweringen, die nog steeds opgeld doen, betrouwbare uitgangspunten voor verder onderzoek. Soms is er flagrante strijd tusschen de gegevens der litteraire traditie en de resultaten der opgravingen. Zoo zou, volgens Herodotus, B. een vierkant geweest zijn, welks zijde 120 stadia (= 22,2 K.M.) mat, dus met een oppervlakte van ruim 490 vierk. K.M., d. i. 4 maal grooter dan Londen. Blijkens de opgravingen was de zware ringmuur (dien Herodotus wèl juist beschrijft, wat hoogte en breedte betreft) in zijn geheel nog geen 40 K.M. lang. Waarschijnlijk geeft die schrijver zuiver weer, wat hij zelf gezien heeft, en is hij, wat de lengte van den muur en ’t aantal der poorten betreft, afhankelijk van verhalen van gidsen, of schattingen op grond van algemeene indrukken. Over enkele bijzonderheden aangaande muren, paleis, Istarpoort, hangende tuinen en brug, zie NEBUKADRESAR en KUNST (Babylonisch-Assyrische). Het grootste deel dezer bouwwerken dateert van den lateren Assyrischen en den nieuw-Babylonischen tijd; en lang heeft men gemeend, dat Sanherib in 689 B. geheel tot den grond toe had vernietigd.

Het is echter gebleken, dat dit vermoeden niet juist was. In den tijd der le dynastie (23e—20e eeuw) was de bodem van den Eufraat aanmerkelijk lager dan in de nieuw-Babylonische periode: door de overvloedige aanslibbing van zand en klei is de rivierbedding hooger komen te liggen; daardoor is het gemiddelde niveau van het rivierwater gestegen, zoodat dit thans hooger is dan het niveau van de stad der 1e dynastie. Niettegenstaande de vele bezwaren, verbonden aan de opgravingen beneden de rivier-oppervlakte (grondwater, overstroomingen enz.), is men er in geslaagd, een van de oude stadswijken bloot te leggen: de gedateerde contracten die daar gevonden zijn laten geen twijfel toe. De aschlaag bewijst, dat het Babel van Hammoerapi althans ten deele door brand ten gronde is gegaan (bij den Hittieten-inval in de 20e eeuw?). De stad was gebouwd naar een zeer regelmatig en systematisch stratenplan: de hoofdstraten liepen van N, naar Z., parallel aan de groote „Heilige Straat”; de dwarsstraten kruisten deze rechthoekig. Er zijn geen marktof tempelpleinen gevonden; zelfs de tempels stonden, in het opgegraven gedeelte, in de rooilijn. (De latere straten en tempels bevonden zich veelal op ongeveer dezelfde plaatsen als de straten en tempels der le dynastie.) Vermoedelijk moet in dit systematische stratenplan van de rijkshoofdstad een materiëele openbaring gezien worden van die machtige centraliseering en systematiseering, die zoo duidelijk in Hammoerapi’s wetgeving is te bespeuren. Hammoerapi heeft Babel, geestelijk en materiëel, gemaakt tot wat ’t slechts door zoo’n machtigen geest kon worden.

Van Sargon’s Babel is begrijpelijkerwijze niets teruggevonden.

< >