Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aviler

betekenis & definitie

Aviler - of Daviler (Augustin Charles d’), Fransch bouwkundige, 1653-1700; geb. te Montpellier, studeerde te Rome 1676-1681, daarna werkte hij onder J. Hard. Mansart te Parijs en trad als bouwmeester op bij den bouw van den Triomfboog Peyrou te Montpellier, voorts te Nîmes, Carcassone, Béziers. In 1693 werd hij tot „architecte de la province” (Languedoc) benoemd. Van zijn werken dient te worden vermeld: het paleis van den aartsbisschop te Toulouse, voor den aartsbisschop Colbert uitgevoerd.

Zijn theoretische geschriften zijn: een vertaling van het Tractaat van Scamozzi, een verklaring van ’t boek van Vignola. Dit laatste werk diende hem tot voorbeeld voor zijn: Cours complet d’architecture'' (verschillende uitgaven, Duitsche vertaling door Sturm). De dood belette hem het begonnen werk Explication des termes d’Architecture te voltooien. De door hem verzamelde stof gebruikte A. Le Blon voor zijn woordenboek, dat vóór de uitgave van den Dict. d’Architecture van Quatremère de Quincy voor het beste doorging.

< >