Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Apothema

betekenis & definitie

Apothema - in de scheikunde: bezinksel, afzetsel, neerslag van een aftreksel van planten. — In de wiskunde, 1) van een regelmatigen veelhoek: de loodlijn, uit het middelpunt op de zijde neergelaten. Het oppervlak van een regelmatigen veelhoek is gelijk aan het halve product van omtrek en apothema;

2) Van een regelmatige pyramide: de loodlijn uit den top neergelaten op de zijde van den regelmatigen veelhoek, die het grondvlak uitmaakt. Bij de afgeknotte regelmatige pyramide noemt men apothema het bij afknotting overgebleven stuk van bovengenoemde loodlijn. Deze verbindt nu de middens van twee overeenkomstige zijden van grond- en bovenvlak.
3) Van een regelmatigen al of niet afgeknotten kegel: lengte van de beschrijvende lijn van den kegelmantel. Het zijdelingsch oppervlak is bij een pyramide en een kegel gelijk aan het halve product van den omtrek van het grondvlak en het apothema; bij een afgeknotte pyramide en kegel gelijk aan het halve product van het apothema en de som van de omtrekken van grond- en bovenvlak.

< >