Apliet - gesteente, dat meestal gangvormig voorkomt in gezelschap van andere in veel grooter hoeveelheid aanwezige gesteenten, waarmee het nauw verwant is, maar waarvan het verschilt, doordat de donkere bestanddeelen daarvan (biotiet, amfibool, pyroxeen) in den apliet ontbreken of sterk op den achtergrond treden. Aplieten komen voor naast granieten, syenieten, diorieten en gabbro’s en worden naar den aard van het gesteente, waarbij zij behooren, onderscheiden in graniet A., enz. Daar de a. der granieten een groote verbreiding hebben worden deze wel a. zonder meer genoemd. Zij bestaan in hoofdzaak uit kwarts en orthoklaas.
Dikwijls vormen deze a. een latere opstijging van gloeiend vloeibaar materiaal, afkomstig uit denzelfden haard, waaruit de hoofdmassa afkomstig is, en ingeperst in de contractiespleten, die in die hoofdmassa bij de afkoeling ontstaan zijn. Dan zijn dus die a. de laatste stollingsproducten van het magma en zijn als zoodanig tijdens de periode van kristallisatie sterk bezwangerd geweest met kristallisatoren, die het vormen van goede kristallen hebben bevorderd. Zoo verklaart zich de panidiomorfe structuur van de a. en blijkt ook de verwantschap van a. en pegmatieten.