Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Allah (landschap)

betekenis & definitie

Allah (landschap) - zelfbesturend landschap in het Goevernement Celebes en onderhoorigheden, met de landschappen Maloewa en Boentoe-Batoe deel uitmakende van de federatie Doeri of Talloe-NatoePapan. De oppervlakte van dit landschap bedraagt 330 vierk. K.M., het aantal bewoners ± 13.000; de bevolking bestaat oorspronkelijk geheel uit Toradja’s, doch door den overgang van het grootste deel zijn vele van hare oorspronkelijke gewoonten en gebruiken gewijzigd; de Mohammedanen worden als lui, onverschillig, vuil, onbetrouwbaar en leugenachtig van aard beschreven, de Toradja’s hebben dezelfde slechte eigenschappen, maar zijn ijverig.

De bestaansmiddelen zijn: rijstbouw (deels op sawah’s), aanplanting van koffie, mais en tabak; teelt van paarden, karbouwen, geiten en hoenders, handel in koffie en karbouwenhuiden, en kleinhandel op zeer druk bezochte pasars (markten). Het bestuur wordt gevoerd door een Aroe, bijgestaan door een Hadat of rijksraad, bestaande uit twee p a b i tj a r a’s. In 1906 werden in dit landschap van den kant der bevolking vijandelijkheden ondernomen tegen onze troepen; de door de bevolking bezette stellingen werden in 1907 vermeesterd; in 1909 werd door het landschapshoofd (den Aroe) de Korte Verklaring geteekend.

< >