Toradja’s - naam der bergbewoners van M.-Celebes; beteekent bovenlander, en werd oorspronkelijk door de Boegineezen gegeven aan de bergbewoners in het stroomgebied der Sadang of Sa’dan-rivier. T. vindt men tusschen de Doerische rijkjes en Loewoe in ’t Z., de rijkjes der To-Mori en To Loindang in ’t O., de strandbewoners van Poso, Todjo, Saoesoe en de landschappen Parigi en Paloe in ’t N. en eindelijk de Mandarsche landschappen in ’t W. Zij worden, vooral op taalkundige gronden, verdeeld in drie groepen: de Sadang-T., de Poso-T. en de Sigi-T. De beide eerste groepen stonden sedert eeuwen onder de oppermacht der vorsten van Loewoe te Paloppo, maar ondanks den voortdurenden omgang met Mohammedanen zijn de T. heidenen gebleven, tot in de laatste jaren bij de Posogroep talrijke overgangen tot het Christendom hebben plaats gehad; in het Paloedal en aan de Tominibocht zijn ook vele T. tot het Moh. overgegaan. In 1905 was het Gouv. genoodzaakt tot expedities, welke vooral bij de Sadang- en Sigi-T. op veel verzet stuitten; echter eindigde een en ander met hun onderwerping, en sedert hebben de T. meestal de vroegere woonplaatsen op bergtoppen verlaten en in de vlakte dorpen aangelegd.
Behalve door het ingrijpen der Regeering is zeer veel verandering gebracht in den toestand der Toradjasche maatschappij door de werkzaamheid der Protestantsche zending, die in 1892 begon met de vestiging van Dr. Alb. C. Kruyt, als zendeling van het Ned. Zendelinggen., en Dr. N. Adriani, afgevaardigde van het Ned. Bijbelgenootschap. Aan deze beide mannen is het ook te danken, dat van de ethnographie en taalkunde der Toradja’s zooveel bekend is geworden als van nauwelijks één ander volk uit onzen Archipel. Voor de toestanden onder een betrekkelijk vrij van vreemden invloed gebleven Indonesisch volk wordt verwezen naar het standaardwerk dier beide schrijvers: De Barée-sprekende Toradja’s van Midden-Celebes, 3 dln. Daar door invloed van Gouvernement en zending zeer veel veranderd is, worde hier volstaan met de vermelding, dat de Toradja’s beschreven worden als goedige menschen, eerlijk en vriendelijk van aard, dat vroeger de huizen door een aantal gezinnen bewoond werden, terwijl ook de bewoners van elk dorp feitelijk één groot gezin vormden: grootouders, ouders, kinderen en kleinkinderen, terwijl aan één der oudste leden de leiding was toevertrouwd; men vond er dus zuiver genealogische rechtsgemeenschappen.
Het voornaamste bestaansmiddel is de rijstbouw, hetzij op droge velden of wel, zooals vooral bij de Sadang-, maar ook wel bij de Sigi-groep, op natte rijstvelden. Ook de jacht is van beteekenis, evenals de veeteelt. Op ’t gebied van ’t huwelijksrecht heerscht eleutherogamie (zie EXOGAMIE en HUWELIJKSEN ERFRECHT IN DEN O.-I. ARCHIPEL). Hun godsdienst is of was het Animisme. De talen der verschillende Toradja-groepen zijn onderling zeer nauw verwant. Alle hebben een zeer rijke letterkunde, die, bij gebreke van letterschrift, door het geheugen werd overgeleverd; de Toradja’s zijn zeer groote liefhebbers van het houden van redevoeringen, ’t opgeven van raadsels, het vertellen, zingen, enz.