Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Alfred de groote

betekenis & definitie

Alfred de groote - de vierde der Angelsaksische Koningen (871—901), geb. 849 te Wantage in Berkshire; zijn vader was Ethelwulf, zoon van Egbert, Koning van Wessex, die de zeven Angelsaksische rijkjes had vereenigd; hoewel de jongste van vier zonen, beklom hij 28 jaar oud, na den dood van zijn broeder Ethelred, den troon. Tegen de Denen, toen de meest gevreesde vijanden van Engeland, dat zij grootendeels bezet hielden, had hij reeds in onderscheidene ondernemingen groote veldheers bekwaamheden ten toon gespreid. Na zijn troonsbestijging verdubbelde hij zijn pogingen om de onafhankelijkheid van zijn landen te herstellen. In den aan vang waren deze pogingen te vergeefsch; want, terwijl de Angelsaksers zich ten deele onder het juk der Denen bogen, ten deele de bedreigde streken verlieten, kwamen onophoudelijk versche hulpbenden de macht der Denen versterken.

In 878 waren zij meester van geheel het land. A., niet meer bij machte een leger bijeen te brengen, was verplicht, in de woudrijke bergstreken een schuilplaats te zoeken. Hij bleef echter met zijn getrouwen in verbinding en zag zich na betrekkelijk korten tijd aan het hoofd van een aanmerkelijke legermacht, waarmede hij de Denen in 878 nabij Edington in Wiltshire volkomen versloeg, waarop A. weer in het bezit van Wessex en een deel van Mercia geraakte, van waar uit hij het overige Angelsaksische gebied begon te heroveren. Na deze overwinning vermeerderde A.’s macht, zoowel te land als ter zee — hij bouwde de eerste Engelsche vloot —; hij dreef de Deensche legers steeds meer naar het Noorden terug en versloeg ze in verscheidene veldslagen, totdat hij ze tot de Noordelijke en Oostelijke kusten had teruggedrongen. In 886 werd A. als Koning van geheel Engeland erkend. Gedurende het thans volgende tijdperk van rust herbouwde hij de steden, die in den strijd het meest geleden hadden, inzonderheid Londen; hij deed nieuwe vestingen verrijzen, oefende zijn leger in den wapenhandel, moedigde den landbouw aan en legde den grond voor die wetten en instellingen, welke zooveel hebben bijgedragen tot Engelands toekomstige macht. Van zijn politiek beheer is weinig bekend; hij riep een wetboek in het leven, verdeelde Engeland in gewesten en districten, stelde daarover verantwoordelijke ambtenaren aan, hervormde de algemeene administratie enz. In een eeuw van onwetendheid was A. een ijverig voorstander van de verspreiding van kennis.

Nadat het gevaar van de invallen der Denen geweken was, ving Koning A. terstond aan, de beschaving en ontwikkeling in zijn rijk te bevorderen. Vele geleerden riep hij op, om de groote taak met hem ter hand te nemen. Zijn eerste werk was een verzameling Latijnsche spreuken uit den Bijbel en godsdienstige werken. In 888 vertaalde hij deze spreuken in het Oud-Engelsch, om ze ook voor leeken begrijpelijk te maken. A. zag in, dat men systematisch te werk moest gaan, wilde de litteraire ontwikkeling weer de hoogte, waarop zij vroeger stond, bereiken. De geestelijken moesten aan hun plichten herinnerd worden. Daarom vertaalde hij de „Cura Pastoralis” van Paus Gregorius den Groote. In een inleiding zette hij het doel van deze vertaling uiteen.

Een volgend werk, dat onder leiding van den Koning tot stand kwam, was de vertaling van Beda’s „Historia Ecclesiastica Gentis Anglorum”. Daarop volgde de vertaling van „Orosius”. Veel werd uit den Latijnschen tekst weggelaten. Vele interessante gedeelten werden er ingelascht, bijv. de geographie van Germanië, de geschiedenis van Ohthere en Wulfstan. Een vrije vertaling van Boetius’ „De Consolatione Philosophiae” was zijn laatste belangrijke werk. De vertalingen van A. bevatten veel oorspronkelijks.

De stijl is naïef, wat trouwens van vele Oud-Engelsche proza-werken gezegd kan worden. A. schreef In het West-Saksische dialect, dat daardoor het best bekende der Angelsaksische of Oud-Engelsche dialecten is. Deze arbeid des vredes werd in 893 onderbroken door een nieuwe invasie der Denen. De afval op dit kritieke oogenblik van de bewoners van Northumberland en andere streken verergerde den toestand. A. was evenwel op een oorlog voorbereid en ofschoon de Denen zijn gebied in alle richtingen plunderend en verwoestend doorkruisten, werden zij in elk treffen door de Engelsche legermacht verslagen, doch eerst in 897 was de rust in Engeland weer hersteld. Na nog vier jaren in vrede te hebben geregeerd, stierf Alfred, 27 October 901, zijn land in betrekkelijke welvaart aan zijn opvolger, zijn zoon Eduard, overlatende.

< >