Albast - omvat twee zeer verschillende mineralen of gesteenten; het teene is een variëteit van calciet, of van aragoniet, het andere van gips. De verwisseling bestond waarschijnlijk reeds bij de Grieken en was ontstaan, doordat beide mineralen dienden als grondstof voor de vervaardiging van zalffleschjes van zekeren vorm (Gr. alabaster) en daarom alabastrites of alabastersteen genoemd werden. Het calcietA. werd daarvoor het meest gebruikt; de meest gezochte variëteit kwam uit de omgeving van Thebe (vandaar Egyptische albast) en vertoonde een teekening van kronkelende evenwijdige lagen, gevolg van zijn afzetting als grove stalagmieten of als travertijn.
Zulke marmersoorten worden tegenwoordig genoemd Oostersche albast, onyx marmer, Gibraltarsteen of Mexican onyx. Tegenwoordig beteekent A. zonder nadere omschrijving een fijnkorrelig aggregaat van gips, dat in gepolijsten toestand mat doorschijnend is en een vettigen glans vertoont, soms met teere wolkachtige troebelingen. Voor de eigenschappen zie bij de betreffende mineralen.