Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aalscholver

betekenis & definitie

Aalscholver - (Phalacrocorax), vogelgeslacht van de familie der Pelikaanachtigen, met omstreeks 35 soorten en overal vertegenwoordigd; zij hebben roeipooten, een zwemvlies tusschen de vier naar voren gerichte teenen, een matig langen snavel, welks bovenkaak aan de spits haakvormig is omgebogen, spleetvormige neusgaten, lange vleugels en een afgeronden staart. Alle voeden zich uitsluitend met visch, welke zij duikend en onder water voortschietend bemachtigen of uit den modderigen bodem ophalen. De bekendste soort, de A., Ph. carbo, ook schollevaar, en waterraaf (wegens zijn zwarte kleur) genaamd, komt voor aan alle zeekusten van ons werelddeel, ook aan die van Klein-Azië, N.Afrika en N.-Amerika (van de Hudsonsbaai tot Florida), en is zelfs aan den Ganges aangetroffen. In ons land vindt men den A. langs de groote rivieren, die door bosschen ingesloten zijn.

Hij nestelt in boomen; op de plassen van N.- en Z.-Holland worden geregeld broedende aalscholvers in kleine koloniën aangetroffen; hij is een zeer -kwaadaardige, vraatzuchtige, sluwe standvogel. Een Chineesche soort, Ph. sinensis, de kormoraan, wordt in haar vaderland gedresseerd voor de vischvangst. Op een gegeven teeken storten zij zich in het water en keeren spoedig met een visch in den bek terug. Een ring om den hals verhindert het dier den visch in te slikken. Zie plaat Zwemvogels II, fig. 2.