(Dehan Minkoek), republiek in Noordoost-Azië op het schiereiland Korea, begrensd door Noord-Korea, Japanse Zee en Gele zee, 98 484 km2, 37 mln. inw. Hoofdstad: Seoel.
FYSISCHE GESTELDHEID Reliëf en afwatering. Zuid-Korea bestaat m.n. uit oude gesteenten, afwisselend opgeheven, geërodeerd en sterk versneden. Van het oppervlak is 70 % bergachtig. Ruggegraat van het reliëf is het boogvormige Taeback Gebergte aan de oostzijde. Ten oosten hiervan ligt een kleine kustvlakte. Het westelijk deel wordt doorsneden door in zuidwestelijke richting verlopende bergketens, zoals de Sobaek en Tsarjong Gebergten, die zich in zee voortzetten als eilanden. Het Tsjiimassief heeft met 1915 m de hoogste berg van het land.
De benedenlopen van de rivieren vormden alluviale vlakten. In het zuiden is het Naktonstroomgebied door bergketens geïsoleerd. Langs de westen zuidkust liggen 3300 eilanden, waarvan er ca. 300 zijn bewoond (o.a. het historisch bekende Kanghwado, Anmiondo, Tsindo, Namhoedo en Kojedo. De gesteenten graniet, gneis, schisten, zandsteen en conglomeraten (Jura, Krijt) hebben bij verwering weinig vruchtbare bodems opgeleverd: in het bergland bruine bosgrond, in het laagland roodgele podzols en laterieten. Door ontbossing is de verweringslaag weggespoeld, waardoor de rivieren dichtslibden.
Klimaat. Het klimaat wordt bepaald door moesson-winden; ’s zomers brengt warme tropische lucht uit het zuiden het merendeel van de 1000-1500 mm jaarlijkse neerslag, ’s winters waait een droge noordenwind. De julitemperatuur is 23 °C, de jan.-temperatuur 2,5 °C. In het najaar zorgen de moessons voor een mooie nazomer. De weinige tyfoons veroorzaken minder schade dan de zware regens. Flora. De oorspronkelijke vegetatie is goeddeels verdwenen. Boven de 400 m hoogte is veel loofwoud door kap en branden veranderd in hakhout en arme weidegrond. De subtropische plantengroei van het laagland (kamfer, bamboe) is vervangen door akkerland.
Zuid-Korea moet dan ook in 80 % van de behoefte aan hout voorzien door invoer. BEVOLKING Van de bevolking woont 42 % in steden, waarvan Seoel, Poesan en Taegoe meer dan 1 mln. inw. hebben. Er zijn 15 steden met meer dan 100000 inw. De bevolkingsgroei bedraagt 1,7 % per j aar, bij een geboortencijfer van 28 %c en een sterftecijfer van 11 %o. De redelijke medische verzorging (o.a. 170 ziekenhuizen met 16500 bedden) heeft de gemiddelde levensverwachting op 60 jaar gebracht.
Taal. De officiële taal is het Koreaans.
Godsdienst. Het sjamanisme leeft voort als volksreligie. Verder zijn er 5 mln. boeddhisten, 250 000 confucianisten, 500 000 aanhangers van het syncretische Tsjoendo-kio, 3,5 mln. protestanten en 800 000 rooms-katholieken.
Communicatie. Er verschijnen 31 dagbladen in Zuid-Korea. Er zijn 54 radioen 13 televisiestations. Ca. 11 mln. inwoners hebben een radio en 3,5 mln. een televisie.
ECONOMIE Door de snelle industriële ontwikkeling, geconcentreerd rond weinige kernen, neemt de kloof tussen stad en platteland toe.
Landbouw. De landbouw benut 23,5 % van het oppervlak, m.n. de vlakke delen van het westen en zuiden. Terrassering van hellingen komt nauwelijks voor. Ruim de helft van de cultuurgrond wordt benut voor de bevloeide rijstbouw (opbrengst 4-6 mln. t/jaar). Overal zijn twee oogsten per jaar mogelijk, maar alleen in het zuiden zijn er twee rijstoogsten. Andere gewassen zijn gerst (1,6 mln. t), rogge (2,2 mln. t), tarwe (260 000 t), soj a (250 000 t), tabak (100 000 t) en zoete aardappelen (1,5 mln. t). In de bergen komt nog brandcultuur voor.
Veehouderij is nevenbedrijf: 1,8 mln. varkens, 1,7 mln. runderen (trekdier) en 23 mln. stuks pluimvee. Het klimaat leent zich voor het kweken van moerbeibomen en zijderupsen. Landbouwwagens worden niet gebruikt; er zijn dus nauwelijks landwegen. De visserij, m.n. de kustvisserij aan de westen zuidzijde, onttrekt jaarlijks 1,6 mln. t vis aan de zee. Aan de noordoostkust sardinevangst.
Mijnbouw. De mijnbouw levert jaarlijks 15 mln. t antraciet, verder ijzer, koper, lood en zink en voor de export wolfraam en molybdeen. In de mijnbouw werken 50 000 personen.
Industrie. De industrie ontwikkelt zich zeer snel, maar zij is voor meer dan de helft geconcentreerd in de drie gebieden Seoel-Intsjon, Poesan-Oelsan en Taegoe. Pogingen van regeringswege tot spreiding sorteren weinig effect. Van de 2 mln. personen werkzaam in de industrie werkt de helft in moderne bedrijven. Hoewel het kleine familiebedrijf overheerst en de expansie onvoldoende marktgericht is, draagt de industrie voor 85 % bij in de export. Na het herstel van de oorlogsschade bleef de industrie tot 1962 op de nationale markt gericht, maar daarna is op basis van de lage lonen evenals in Taiwan en Hongkong een voor 80 % met eigen kapitaal gefinancierde exportindustrie opgebouwd: elektrotechniek, textiel, voedingsmiddelen. Toch richt 60 % van de industriële expansie zich op de nationale markt, m.n. olieraffinage, hoogovens (Intsjon en Pohang).
Handel. De handel is gericht op de VS (50 %) en op Japan (25 %); andere partners zijn landen in West-Europa en Zuidoost-Azië. Het normalisatieverdrag met Japan (1965) was een stimulans voor de handel, maar het isolement ten opzichte van het vasteland blijft een probleem. De handelsbalans is toenemend negatief. De groeiende buitenlandse schuld wordt het hoofd geboden met steun van de VS.
Verkeer. Het verkeer is een rem op de ontwikkeling. Het Japanse, noord—zuid verlopende spoorwegnet is uitgebreid met oost—westlijnen en verzorgt 40 % van het binnenlands personenen goederenvervoer. De 3160 km spoorweg is m.n. overbelast enkelspoor met dieseltractie, onder staatsbeheer. Behalve een snelweg Poesan—Taegoe—Intsjon (428 km) met enkele aftakkingen en een aantal strategische wegen in het grensgebied is het wegennet ontoereikend. Er zijn ruim 300000 auto’s. De Korean Airlines verbinden 12 steden in het binnenland en vliegen op Zuidoost-Azië en de VS.
De aanleg van zeehavens is moeilijk in de estuaria van westen zuidkust. Er is een groot getijverschil. Veel havens zijn nog open reden. De belangrijkste haven is Oelsan, gunstig gelegen is Poesan. Intsjon wordt moeizaam in stand gehouden. Josoe en Masan hebben een vrijhandelszone.
De bescheiden koopvaardijvloot meet 1 mln. t. Binnenlands verkeer te water ontbreekt nagenoeg.
STAATSINRICHTING Bestuur. Het parlement bestaat uit één kamer met 204 leden, waarvan de president eenderde benoemt. De president wordt elke zes jaar gekozen en benoemt de premier en zijn ministers (meestal 20). Alle regionale en lokale functionarissen worden benoemd, niet gekozen.
Het bestuur kent de stadsdistricten Seoel en Poesan en negen provincies, verdeeld in 30 steden met meer dan 50 000 inw. en kantons (in twee lagen verdeeld). Rechtspraak. Onder het Hooggerechtshof staan hoven van appel, districtsgerechtshoven, een familierechtbank en militaire rechtbanken. Het Hooggerechtshof zetelt in Seoel.
Munt. De munteenheid in Zuid-Korea is de won, verdeeld in 100 tsjon. Op 1.10.1980 was de koers 100 won = f0,32 = BF4,6.
Onderwijs. Er geldt een leerplicht voor kinderen van 6—11 jaar. Het analfabetisme is nog ca. 7 %. Het hoger onderwijs in Zuid-Korea staat op een hoog niveau. Er zijn 600 hogere en technische scholen, 130 academies en 71 universiteiten.
Defensie. Het militaire apparaat is op Amerikaanse leest geschoeid. De militaire dienst duurt bij het leger (580
000 man) ten minste 30 maanden, bij de luchtmacht (35 000 man) en de marine (25 000 man) ten minste drie jaar. Alle mannelijke personen tussen de 17 en 20 jaar moeten dienst nemen bij de burgerbescherming. De defensie neemt 35,6 % van de begroting voor haar rekening.
LITT. P.M.Bartz, South Korea (1972); Economie Planning Board, Korean economy: present and future (1973).
GESCHIEDENIS Zuid-Korea werd in 1948 gevormd als Republiek Korea (➝Korea, GESCHIEDENIS). De grondwet was gebaseerd op volkssoevereiniteit en scheiding der machten. Niettemin kreeg de president zoveel macht, dat hij in feite een autoritaire positie innam, vooral nadat de Koreaanse Oorlog (1950—53) was uitgebroken. In 1952 werd bepaald, dat de president voortaan niet meer door de Nationale Vergadering maar door het volk zou worden gekozen. Hetzelfde jaar werd➝Syngman Rhee als president herkozen. In 1954 volgde een tweede grondwetswijziging.
De post van premier werd afgeschaft, zodat de regering onder de rechtstreekse leiding van de president kwam. Verder werd Syngman Rhee vrijgesteld van de beperking dat een president zijn ambt slechts gedurende twee termijnen van vier jaar mocht bekleden. In 1956 en 1960 werd hij herkozen. De verkiezingen waren nauwelijks serieus te nemen, de corruptie nam toe. Verzet uit het volk werd snel de kop ingedrukt. Op 19.4.1960 werd een indrukwekkende studentendemonstratie tegen de regering en vóór de democratie gehouden, die veel doden opleverde en een nog massalere demonstratie opriep.
Syngman Rhee moest daarop aftreden. Nieuwe verkiezingen werden gewonnen door de Democratische Partij. President Joen zag zich genoopt de leider van die partij, J.M.Tsjang, als premier te accepteren. De nu ontstane regering was democratisch, maar ging ten onder aan interne twisten en grote druk van het volk. In 1961 greep een junta de macht. De nieuwe regering, door de VS stilzwijgend toegestaan, ging ertoe over om Zuid-Korea economisch op een hoger plan te brengen, o.a. door naar de gunsten van Japan te dingen.
In 1963 werd Park Tsjoen Hee president en werd de democratie formeel hersteld, zij het dat de president uitgebreide volmachten kreeg. Oppositionele partijen werden geduld maar hadden weinig kans tegen algehele corruptie en frauduleuze verkiezingen. Door een grondwetswijziging in 1972 wist Park zijn mandaat voor onbepaalde tijd te verlengen. De groeiende kritiek op het bewind van president Park en een steeds sterkere vraag naar herstel van de democratie leidden in de jaren zeventig tot een stroom noodmaatregelen. In okt. 1979 werd Park vermoord, waarna er voorzichtige pogingen zijn ondernomen om het regime te democratiseren. Sinds mei 1980 vonden studentendemonstraties plaats voor een vlotter verloop van het democratiseringsproces.
Als gevolg hiervan verstevigden de militairen op 31.5.1980 hun greep op de regering door de vorming van een Speciaal Comité voor Nationale Veiligheidsmaatregelen. Aan het democratiseringsproces kwam toen een einde. Een opstand in de provinciehoofdstad Kwangtsjoe werd neergeslagen. De nieuwe sterke man van Zuid-Korea werd nu generaal Tsjoen-Doo-Hwan, die zich op 16.8.1980 tot president liet kiezen. De betrekkingen met Noord-Korea blijven uitermate gespannen. Er zijn nog steeds Amerikaanse strijdkrachten in Zuid-Korea gestationeerd.
LITT. W.F.Choinski, The republic of Korea (1964); W.J.Barnds, The two Koreas in East Asian affairs (1976).