m./o. (-taren), (r.k.) altaar ter zijde van het hoofdaltaar, in een zijbeuk.
(e) Tot aan de vroege middeleeuwen kende men slechts één altaar in het kerkgebouw. De zijaltaren ontstonden doordat men graag voor iedere relikwie een eigen altaar had; vervolgens speelde het opkomen van de privé-mis een rol (→altarist).