Ned. natuurkundige, *16.7.1888 Amsterdam, ♰10.3.1966 Amersfoort. Zernike werd in 1920 hoogleraar theoretische natuurkunde te Groningen.
Zijn eerste onderzoekingen (samen met Ornstein) betroffen de verschijnselen die samenhangen met de ongeordende bewegingen van de kleinste delen van de materie, en vooral een nadere theorie over de brownbeweging. Daarna gaf hij met J. A.Prins de formule over de diffusie van röntgenstralen in vloeistoffen. In 1932 ontdekte hij het beginsel van de fase-contrastmicroscoop. Hierdoor werd het mogelijk om levende weefsels en organismen zonder kleuring (die het organisme doodt) waar te nemen en te verfilmen. In 1953 ontving hij hiervoor de Nobelprijs voor natuurkunde.