Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zelfmoord

betekenis & definitie

v./m. (-en), (ook: zelfdoding, suïcide), de welbewuste en vrijwillige beëindiging van het eigen leven.

(e) Zelfmoord komt vanaf de oudste tijden en bij vrijwel alle volken en samenlevingen voor. In de loop van de tijd en afhankelijk van plaats en levensbeschouwing werd zelfmoord zeer verschillend beoordeeld. Platoon en Aristoteles wezen hem af; door anderen, b.v. de stoïcijnen, werd hij verheerlijkt, althans in bepaalde omstandigheden aanvaardbaar geacht. Bij de Ashanti was zelfmoord een misdrijf tegen de koning, die als enige over het leven van zijn onderdanen mocht beschikken. In Japan was onder bepaalde omstandigheden harakiri het enige eervolle gedrag. Sinds de middeleeuwen werd zelfmoord in Europa door kerkelijke en wereldlijke autoriteiten bestraft.

Zelfmoordenaars verbeurden het recht om in gewijde aarde begraven te worden; hun bezittingen werden door de wereldlijke overheid geconfisqueerd. In de 18e eeuw kwam evenwel, gestimuleerd door de geschriften van C.L. de Montesquieu, D. Hume, J.W. von Goethe en B.W.H. von Kleist, een beweging op gang die pleitte voor begrip voor zelfmoordenaars. Onder invloed daarvan verzachtten de christelijke kerken vooral in de loop van de 20e eeuw hun scherp afwijzende houding. Sinds de jaren zestig is er sprake van een toenemende maatschappelijke aanvaarding van zelfmoord als middel om uitvoering te geven aan een weloverwogen keuze voor de dood. Typerend is in dit verband het in zwang raken van het woord zelfdoding in plaats van zelfmoord. Nauw gekoppeld aan de discussie over ➝ euthanasie werd de vraag aan de orde gesteld of er een recht op zelfmoord bestaat.

De sinds de 18e eeuw groeiende aandacht voor zelfmoord zette aan tot onderzoek naar de oorzaken ervan. Vooral na 1850 kwam dit onderzoek op gang. Sinds 1900 blijkt het aantal zelfmoorden van vrouwen sneller te stijgen dan dat van mannen. Tijdens de twee wereldoorlogen daalde de zelfmoordcurve in de oorlogvoerende landen scherp. Ook in de concentratiekampen was het zelfmoordcijfer relatief laag; onder hen die na de oorlog uit de kampen terugkeerden, was het daarentegen relatief hoog. In de loop van de tijd is men tot het inzicht gekomen dat religie, milieu, geestelijke gezondheid en de aanof afwezigheid van duidelijke mogelijkheden tot zelfmoord géén doorslaggevende rol spelen als rem op of stimulans tot zelfmoord.

Steeds duidelijker wordt dat verreweg de meeste zelfmoordpogingen voortkomen uit ernstige eenzaamheidsgevoelens; ze zijn een laatste kreet om hulp. In veel landen zijn dan ook telefonische hulpdiensten opgericht als contactmogelijkheden voor degenen die zelfmoordplannen hebben. Ook is de aandacht gevestigd op suïcidaal gedrag van jonge kinderen.

Kiest iemand weloverwogen de dood, dan gebruikt hij meestal ‘harde’ middelen (ophanging, doorsnijden van polsen, gifcapsules). Wordt de poging tot zelfmoord ingegeven door de hoop zo opnieuw contact met de omgeving te krijgen, dan neemt men zijn toevlucht tot ‘zachte’ middelen (slaaptabletten).

Zowel in Nederland als België is poging tot zelfmoord geen strafbaar feit meer. In Nederland is wèl het behulpzaam zijn bij, of het aanzetten tot zelfmoord strafbaar. Als gevolg van de discussie over de aanvaardbaarheid van (actieve) euthanasie wordt door de Ned. justitie ter zake echter een terughoudend vervolgingsbeleid gevoerd. Litt. A. Alvarez, The savage god (1971); J. Améry, De hand aan zichzelf slaan (1978); N.

Speijer, Het zelfmoordvraagstuk (1979); Y. Jansen, Jongeren en zelfmoord (1979); M. Okumiya, Kamikaze and the Japanese (1980).