v./m.,
1. in de war, in verwarring, verward: het garen is in de war; (vandaar ook: uit de war halen, ontwarren); zijn zaken zijn in de war, niet in orde; iets in de war sturen, het ordelijk verloop ervan opzettelijk belemmeren; ik ben in de war, verwar zaken met elkaar; iemand in de war maken, van zijn stuk brengen; hij (zijn hoofd) is in de war, heeft niet zijn volle verstand;
2. (-ren), kwast, knoest in hout.