Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Verbond

betekenis & definitie

o. (-en),

1. onderlinge vereniging van een aantal personen of staten tot een bepaald doel: een – sluiten;
2. overeenkomst; m.n. (theologie) het verbond van de genade, de door Christus herstelde verhouding tussen God en mens: het Oude en het Nieuwe Verbond;
3. (vegetatiekunde) andere naam voor alliantie.

Verbond is in het OT een door een cultische handeling onverbrekelijk gemaakte relatie of verplichting. Het patroon zou zijn ontleend aan de Hettitische vazalverdragen. Voor Israël waren daarbij twee facetten van belang: het verbond houdt Gods belofte in (zo bij Noach en Abraham), maar ook Gods eis (zo bij de Sinai).

Jeremia sprak van een toekomst met een nieuw verbond, niet op stenen tafelen geschreven, maar in de harten der mensen (31,31). Dit paste de schrijver van Hebreeën (10,16) toe op Christus. Paulus stelde dat er op het Oude Verbond een sluier lag, die in het Nieuwe Verbond is weggenomen (2 Kor. 3,12). De Septuaginta vertaalde het Hebreeuwse woord berit (verbond, beter nog: verplichting) door het Griekse woord diathèkè (verdrag, wilsbeschikking, testament); vandaar de benaming Oude en Nieuwe Testament.

LITT. D.J.McCarthy, Covenant (1972); E.Kutsch, Verheissung und Gesetz (1973).