o. (-en), toestand in een ruimte, waarbij in elk punt een bepaalde vectoriële grootheid een grootte en richting heeft.
Voorbeelden van vectorvelden zijn het zwaartekrachtveld in de omgeving van de aarde en een vloeistof in beweging: in elk punt heeft de vloeistof een zekere snelheid. Lijnen, waarvan de raaklijn in elk punt de richting heeft van de vector in dat punt, noemt men veldlijnen. Men onderscheidt wervelvrije en solenoïde vectorvelden. Bij wervelvrije vectorvelden hebben de vectorlijnen een beginpunt en een eindpunt; b.v. het gravitatieveld van een puntmassa. Bij solenoïde vectorvelden zijn de vectorlijnen gesloten, b.v. het magnetisch veld om een rechte stroomdraad. Een willekeurig vectorveld is te beschouwen als een superpositie van beide typen.