Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Uitkijken

betekenis & definitie

(keek uit, heeft uitgekeken),

1. naar buiten het gezicht hebben (op): wij kijken uit op een druk plein; het gezicht bieden op: deze kamer kijkt op de tuin uit;
2. voortdurend naar iets kijken dat men verwacht of dat men hebben wil: naar een andere betrekking uitkijken; goed goed opletten; ik kijk wel uit, ik pas wel op;
3. tot het eind toe (be)kijken: we waren al gauw uitgekeken;
4. zich naar buiten vertonen: bloempjes die maar net boven het gras komen uitkijken;
5. zijn ogen uitkijken, vol verwondering kijken.