m. (-en),
1. gelegenheid om naar buiten te gaan: het water een uitgang geven; recht van uitgang, recht om over eens anders grond zijn erf te verlaten;
2. opening waardoor men kan uitgaan: een huis met twee uitgangen;
3. (taalkunde) einde: de uitgang van een woord;
4. (typografie) laatste regel van een alinea.