v./m. (-en), Tulipa gesneriana, eenjarig bolgewas uit de familie van de Liliaceae, met gerokte bollen en een stengel met weinig stengelomvattende bladeren, die een bloem aan het einde draagt.
PLANTENTEELT
De tulp werd vanuit Turkije in West-Europa geïntroduceerd door de Vlaming Ogier Ghislain de Busbecq. C.de l’Écluse voerde haar in Nederland in (eind 16e eeuw), waar zij een tijdlang modebloem was en aanleiding gaf tot enorme speculaties, de tulpenwindhandel. Het is voor de Ned. export nog steeds een van de belangrijkste gewassen, waarvan de teeltcentra liggen in Kennemerland, Westfriesland, de bollenstreek, de Noordoostpolder en Friesland (totale oppervlakte 56 km2). Er is een enorm aantal variëteiten (ca. 5000), die verdeeld worden in de enkele vroege, dubbele vroege, darwintulp, breedertulp, cottagetulp, leliebloemige tulp, mendeltulp, parkiettulp, rembrandttulp en botanische tulp. Men plant de bol in okt.—nov., en rooit hem in juni—juli, waarna de bollen in schuren op constante temperatuur worden bewaard.
De bestemming bepaalt de hoogte van de temperatuur. De Ned. produktie bedraagt ca. 2 mrd. bollen waarvan 67 % wordt geëxporteerd. In België is de teelt van weinig betekenis wegens het ontbreken van geschikte grond.
HERALDIEK
De rode tulp is sedert 1918, met een hoogtepunt in de jaren 1925-35, in Nederland op 1 mei bij honderdduizenden gedragen en voor versiering van corporatievaandels en vlaggen gebruikt als socialistisch embleem. Die politieke ‘kleur’ is een belangrijke reden geweest om andere tinten en variëteiten te kweken. Op de gemeentevlag van Limmen heeft de zwart-witte leeuw een rode tulp in de uitgestoken klauw als symbool dat hier de eerste belangrijke tulpenbollenkwekerijen gevestigd werden.
Padvinders dragen op Sint-Joris (23 april) een rode tulp, waarvan de kleur duidt op het martelaarschap van de heilige en op bereidheid tot naastenliefde.
