Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Traan

betekenis & definitie

v./m. (tranen),

1. druppel oogvocht: een traan rolde over haar wang; tot tranen bewogen, diep geroerd, zodat de tranen in de ogen komen; tranen van vreugde; in tranen uitbarsten, beginnen te huilen; hete tranen schreien, erg huilen wegens een groot verdriet; tranen met tuiten schreien, erg huilen; geen om iemand laten, hem bij zijn dood niet betreuren; iemands tranen drogen, zijn smart lenigen; (ook) druppel van een ander vocht;
2. ronde ingedroogde brok gom, uit de gomboom gevloeid.