Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tikken

betekenis & definitie

(tikte, heeft getikt), één of meer keren een betrekkelijk zwak, maar duidelijk hoorbaar, kortdurend geluid voortbrengen: het eentonig tikken van de regen; (zegsw.) zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens, het is nergens zo goed als thuis; van seintoestellen, schrijfmachines enz. schrijven met de machine: hij begon te tikken op de schrijfmachine; een brief tikken; licht slaan, treffen, (aan)raken; iemand op de schouder tikken om hem aan te spreken; aan de pet, aan de rand van zijn hoed tikken, bij wijze van groet of bedankje; gew. daar kan niets aan tikken, daar kan niet bij halen; met een ongeduldige beweging tikt hij de as van zijn sigaar; (fig.) iemand op de vingers tikken, hem voor een of andere overtreding berispen; eieren tikken, de schalen stukslaan om de eieren te nuttigen; vandaar: de eieren tegen elkaar slaan; wiens ei daarbij heel blijft, heeft het gewonnen; (kinderspelen) een klapje geven ten bewijze dat men iemand gekregen heeft: hij heeft mij getikt, ik ben 'm.