Ned. waddeneiland en gemeente in de prov. Noord-Holland, 162,84 km2 (keileemheuvels, veen en klei), 12200 inw., 28 % r.k., 27 % n.h., 10 % geref., 6 % overige en 29 % g.kerkg.
Hoofdplaats: Den Burg. De voornaamste bedijkingen uit de 16e—19e eeuw zijn: de polder Waal en Burg (1617), de Eierlandse Polder 1835), de polder Eendragt (1846) en de polder Het Noorden (1877), ten noorden van de oude kern en de Prins Hendrik-polder met het Horntje (1847), ten zuiden van de oude kern. De meeste bedijkingen zijn rationeel verkaveld, maar de bultige kern van het eiland werd gekenmerkt door een grillige verkaveling met nog vele aarden schapenwalletjes. Bij een ruilverkaveling van deze kern is de schoonheid van het landschap gespaard. Een groot deel van het eiland is beschermd gebied. De duinen, die ten dele bebost zijn,vormen een brede waterkering in het zuiden (reikende tot aan de bij de zeevaart beruchte Haaksgronden met het duinmassief van Onrust) en westen van het eiland.
De duinregels vóór de Eierlandse Polder zijn ontstaan op en voor een in 1629—30 aangelegde zanddijk door het ondiepe zeegat tussen Texel en Eierland. Tussen deze duinregels ligt de Slufter, broedplaats van wadvogels en natuurreservaat. Daarnaast zijn De Muy (lepelaarskolonie) en de Schorren natuur- en is de Hoge Berg landschapsreservaat. De noordoostpunt van het eiland wordt steeds ernstiger bedreigd door een diepe wadgeul langs de voet van de duinen en polderdijken, de duinen zijn versterkt met hoofden en een asfaltbekleding. Aan de zijde der Wadden wordt Texel beschermd door zware dijken. De voornaamste middelen van bestaan zijn de landbouw, en wel op het oude land, de veehouderij op gemengde bedrijven (overwegend rundvee met daarnaast schapen), de akkerbouw in de bedijkingen en het toerisme.
De bevolking in de bedijkingen woont grotendeels verspreid, die op het oude land is overwegend in grote en kleine dorpen geconcentreerd. Den Burg, in het midden van het eiland, heeft een landbouwwerktuigenbedrijf en een zuivelfabriek; belangrijke schapenmarkt; oudheidskamer. Oudeschild is vissers- en havendorp met visafslag. Den Hoorn ligt aan de duinvoet met ned.hervormde kerk (ca. 1500) en scheepvaartmuseum. De Koog aan de Noordzeekust is de badplaats van Texel, Oosterend heeft een romaanse ned.-hervormde kerk (ca. 1500), Cocksdorp, in het noorden van de Eierlandse polder, heeft een grote vuurtoren. Geheel in het zuidoosten van Texel liggen oefenterreinen van de marine; bij de polder ’t Horntje bevindt zich de haven voor het veer op Den Helder.
GESCHIEDENIS
De verbinding van Texel met het vasteland werd waarschijnlijk voor 800 verbroken. In de 9e eeuw strekte de gouw Texla, behorend tot het graafschap Holland, zich ver ten zuiden en zuidwesten van het tegenwoordige Texel uit. Van ca. 800—19e eeuw is het eiland door gestage inpoldering gegroeid. In 1630 werd het eiland Eierland met Texel verbonden. Texel had in de 17e eeuw een goede rede, die zowel de koopvaardij (VOC ), de visserij als de oorlogsvloot van dienst was. In de 19e eeuw is Texel maritiem vervallen door omlegging van de Amsterdamse scheepvaartroutes.
Bekend is de tijdens de Tweede Wereldoorlog op 6.4.1945 uitgebroken mislukte opstand van Russische (Georgische) krijgsgevangenen tegen de Duitsers, gesteund door Texelse verzetsgroepen en de bevolking.
LITT. W.Conijnen en K.Hana, Texel (1970).