Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

symbiose

betekenis & definitie

[<Gr. syn, met; bios, leven], v., het verschijnsel dat verschillende plante-of diersoorten blijvend samenleven, waarbij het voordeel hiervan niet slechts aan de kant van een van beide ligt (dit in tegenstelling tot parasitisme).

(E) PLANTKUNDE. Een bekend voorbeeld van symbiose zijn de korstmossen, waar algencellen en schimmeldraden zo samenleven dat beide onder voorwaarden kunnen leven waaronder ieder afzonderlijk zich niet zou kunnen handhaven. Voor sommige gevallen is aangetoond en in andere is het waarschijnlijk dat onderlinge uitwisseling van groeistoffen of vitaminen een zeer belangrijke rol speelt. Onder de hogere planten geldt dit ook voor de symbiose met b.v. knolletjesbacteriën. →mutualisme.

DIERKUNDE. Ook bij dieren komen samenlevingsvormen voor die voor beide partijen nuttig of noodzakelijk zijn. In de darm van zoogdieren b.v. leven bacteriën die in staat zijn cellulose op te lossen, een vermogen dat bij zoogdieren geheel ontbreekt. De samengestelde maag van de herkauwers is helemaal ingericht om met behulp van de bacteriënflora het plantaardige voedsel, dat voor een belangrijk deel uit cellulose bestaat, op te lossen. Deze microflora produceert ook belangrijke hoeveelheden vitamine B. Een ander bekend voorbeeld zijn de heremietkreeften, waaronder vele soorten met bepaalde zeeanemonen samenleven.

Beide diersoorten passen in leefwijze geheel bij elkaar. De zeeanemoon verdedigt de kreeft door middel van haar netelorganen. Ook de zeeanemoon heeft van deze samenleving nut: stukjes voedsel die de kreeft niet opeet, worden door de tentakels van de zeeanemoon gegrepen. Trouwens, de monddelen van de anemoon liggen dicht bij die van de kreeft. →commensalisme.

LITT. M.Burton, De wonderen van het dierenrijk (1965).

< >