[Lat.], v./o. (-’s), schildkliervergroting, krop.
(e) Bij struma kan zowel van verhoogde als van verlaagde schildklierwerking sprake zijn. Struma met verlaagde schildklierwerking komt vooral aangeboren voor (→cretinisme), in gebieden waar te weinig jood in het voedsel aanwezig is (→schildklier); deze zgn. endemische krop komt b.v. voor in Zwitserland en vroeger ook wel in Nederland. In verband hiermee was in Nederland lange tijd keukenzout verkrijgbaar waaraan jood was toegevoegd, het zgn. jozo; thans is dit niet meer nodig. In Nederland en België is bij struma haast altijd sprake van verhoogde schildklierwerking. Als behalve krop ook (door het teveel aan schildklierhormoon) verhoging van de hartfrequentie en uitpuilen van de ogen aanwezig is, spreekt men van de ziekte van Basedow (hyperthyreoïdie). Een grote struma kan ook ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken, door wegdrukken van de luchtpijp.
Struma komt bij vrouwen vijf maal zo vaak voor als bij mannen. De schildklier kan diffuus (gelijkmatig) vergroot zijn of knobbelig. De therapie bestaat in het chirurgisch verwijderen van (een deel van) de schildklier, of het uitschakelen ervan door de patiënt radioactief jood te laten innemen. Is er na behandeling geen functionerend schildklierweefsel meer, dan moet levenslang schildklierhormoon (tabletten of poeder) worden ingenomen.