Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

jood

betekenis & definitie

[➝Hebr. Jehoedi, behorend tot de stam Jehuda, later door de Romeinen vervormd tot Judaeus], m. (joden),

1. man behorend tot het volk van de Israëlieten (e): deze is de Koning der Joden (Luc.23,28);
2. Israëliet (na de verstrooiing van het joodse volk): de vervolging van de joden; zij is met een — getrouwd; de Wandelende Jood, legendarisch persoon; worden, tot het joodse geloof overgaan; (vroeger) vaak als scheldwoord gebruikt voor iemand die onbetrouwbaar is, m.n. inzak en:oude —!;

in zegsw.: twee joden weten wat een bril kost, wij hoeven elkaar niets wijs te maken; heb je een ouwe — in je keel?, scherts, vraag aan iemand die zeer schor is.

(e) De joden waren oorspronkelijk nakomelingen van de stam Juda. Sinds de Romeinse tijd verstaat men onder hen ook aanhangers van de joodse godsdienst. In de loop van de geschiedenis zijn vele joden in andere volken opgegaan en zijn leden van andere volken tot de joodse godsdienst overgegaan. In de 19e eeuw kwam ook de benaming Israëlieten in West-Europa in gebruik, ➝jodendom.

De geschiedenis van de joden begint volgens de bijbel met de uittocht uit Egypte onder leiding van ➝Mozes (ca.1200 v.C.) naar het land ➝Kanaan, dat langzamerhand door de twaalf stammen op de inheemse bevolking werd veroverd. De stammen leefden aanvankelijk in vrij los verband, incidenteel door ➝rechteren aangevoerd. Het koningschap kwam ca.1030 v.C. met ➝Saul uit de stam Benjamin als eerste koning. Er volgde een toenemende centralisering van de macht, met Jeruzalem als hoofdstad. De bouw van de tempel aldaar heeft ook veel bijgedragen tot de organisatie van de priesterklasse. Onder koning ➝David beleefde het land zijn grootste expansie, maar na de dood van zijn zoon ➝Salomo viel het rijk uiteen in twee delen: Juda en Israël, die resp. door Babylonië en Assyrië werden veroverd.

Na de ➝Babylonische ballingschap (6e eeuw v.C.) voerden Ezra en Nehemia met toestemming van de Perzische koning Cyrus een aantal joden jood. De vernietiging van de joden in Europa door toedoen van het nationaal-socialisme land aantal slachtoffers percentage van de joodse bevolking in 1939 Benelux 130 000 56 Denemarken 70 1 Duitsland1) 310 000 50 Frankrijk en Italië 70 000 22 Griekenland 60 000 81 Hongarije 300 000 75 Joegoslavië 60 000 80 Noorwegen 750 38 Polen 3 000 000 90 Roemenië 270 000 34 USSR 900 000 28

1) inclusief Oostenrijk en Tsjechoslowakije

terug naar hun land. Er bleef echter een belangrijke en bloeiende joodse gemeenschap in Babylon achter. Het rijkje Juda voerde een van Perzië afhankelijk bestaan tot de veroveringen van de Macedonische koning Alexander de Grote (332). Na diens dood bleef Judea, zoals het land toen heette, aanvankelijk bij het Ptolemeïsche Egypte behoren, maar ca.200 v.C. kwam het in de macht van de ➝Seleukiden in Syrië, die een gewelddadige assimilatiepolitiek voerden. Hiertegen rees verzet, met de familie der ➝Makkabeeën aan het hoofd; na een opstand versloegen zij de Syrische legers (166 v.C.), waarna eerst Judas, daarna Simon leider van het nu zelfstandige Judea werd. ➝Simon de Makkabeeër sloot een verbond met de Romeinen. De latere afstammelingen van de Makkabeeën vergrootten het land en namen de koningstitel aan.

Pompeius, de Romeinse veroveraar van Syrië, mengde zich in opvolgingstwisten in Judea en veroverde Jeruzalem in 63 v.C. Sindsdien stond Judea onder Romeins opperbestuur, maar het volk behield een zekere mate van zelfstandigheid, vooral op religieus gebied. Na vele binnenlandse troebelen werd ➝Herodes de Grote met Romeinse hulp koning (37 v.C.— 4 v.C.). Zijn regering was ondanks zijn wreed karakter niet ongunstig voor het volk en hij verfraaide en vergrootte de tempel in Jeruzalem. Na zijn dood braken twisten uit onder zijn zoons en in 44 n.C. namen Romeinse gouverneurs het bestuur over Judea over. De reeds lang gekoesterde ontevredenheid over het Romeins gezag werd nu steeds heviger en ontlaadde zich in een grote opstand van de joden in 66 n.C., die in 70 leidde tot de verwoesting van de tempel in Jeruzalem door Titus en de gedeeltelijke verbanning van de joden uit Judea.

Toch bleven er nog vele joden wonen, m.n. in Galilea. De hoofden van de religieuze leerschool in Jamnia, gesticht door ➝Jochanan ben Sakkai, werden ook de nationale leiders van de joden. Maar toen in 132 keizer Hadrianus het land wilde romaniseren en de uitoefening van de joodse godsdienst beknotten, brak onder leiding van ➝Simon bar Kosiba een opstand uit, die met grote wreedheid werd neergeslagen. De joden werden nu grotendeels uit Judea verdreven en er bleef daar slechts een kleine minderheid. Joden hadden zich reeds gevestigd in vele steden van het Romeinse Rijk en in Babylon en zij namen de vluchtelingen op.

Na het verlies van de nationale zelfstandigheid werd het de opgave van de joodse geestelijke leiders, de culturele en religieuze erfenis op schrift te stellen en zo voor het joodse volk te bewaren. Dit geschiedde in Babylon en in het vroegere Judea, en resulteerde in de Babylonische en Jeruzalemse ➝talmoed, die eeuwenlang een wetsen godsdienstcodex van de joden bleven. Het centrum in Babylon bleef tot de 10e eeuw het belangrijkste met de exilarchen (geonim) aan het hoofd. In Spanje was reeds in de Romeinse tijd een vrij grote joodse gemeenschap, die echter later onder de heerschappij der Wisigoten zwaar werd vervolgd. Onder het betrekkelijk tolerante bestuur van de islam kwamen de joden in Spanje tot grote economische en geestelijke bloei. In Rijnland en Noord-Frankrijk hadden zich ook joden gevestigd, die aanvankelijk grote autonomie hadden.

Na de vervolgingen tijdens de eerste kruistocht (1096) en vooral na het Derde en Vierde Lateraans Concilie (1179 en 1215) werd de positie van de joden steeds slechter; alle beroepen behalve geldlenen werden hun verboden en zij moesten een -v joden teken dragen. In 1290 werden de joden uit Engeland, in 1306 en 1394 uit Frankrijk verbannen. In Duitsland werd hun toestand steeds slechter, zodat in de 14e-15e eeuw vele joden zich in Polen en Bohemen vestigden, waar zij als ontbrekende derde stand door de koningen werden binnengehaald en vele privileges kregen.

In Spanje werd met de christelijke herovering van het land in de 14e—15e eeuw de toestand voor de joden steeds slechter, tot zij in 1492 verbannen werden. Vele joden waren inmiddels meestal onder dwang tot het christendom overgegaan, waarbij sommigen in het geheim de geboden van de joodsegodsdienst trachtten na te leven. De Spaanse en later ook Portugese bevolking (de joden werden in 1540 ook uit Portugal verbannen) accepteerden de nieuwe christenen niet en zij hadden veel te lijden onder discriminatie en vervolging van de ➝inquisitie. De uit het Iberische schiereiland gevluchte joden vonden een onderkomen in het opkomende Turkse Rijk, in Noord-Afrika en Italië. Sinds eind 16e eeuw kwamen zij ook in groten getale naar Amsterdam en vandaar in de 17e eeuw naar Engeland. De grote geestelijke centra van de joden waren nu verlegd naar Polen en Turkije.

Maar ook in Polen kwam het in 1648 tot een katastrofe. Een grote kozakkenopstand onder Bogdan Chmelnitski richtte in de Oekraïne een grote slachting onder de joden aan. In de grote wanhoop om deze rampen is het niet verwonderlijk, dat de pseudo-messias ➝Sabbet ai Zwi, die in 1666 de joden opriep hem naar het land der vaderen te volgen, vele aanhangers kreeg, al was de teleurstelling over zijn overgang naar de islam kort daarna des te groter. Pas de ideeën van de Franse Revolutie gaven de joden in een deel van Europa hoop op een beter bestaan. In de door keizer Napoleon bezette gebieden werden aan de joden gelijke burgerrechten verleend, die ook later in Nederland, België en Frankrijk gehandhaafd bleven. In de meeste andere Europese landen kwam de volledige emancipatie van de joden in de loop van de 19e eeuw; alleen in Rusland, waaronder toen ook het grootste deel van Polen viel, bleef de toestand van de joden zeer slecht.

Daar was hun slechts vestiging op een bepaald grondgebied, de tsjerta, toegestaan, waar zij economisch en geestelijk onder zeer moeilijke omstandigheden moesten leven. Bovendien trachtte de Russische regering de ontevredenheid van de boerenbevolking op de joden af te reageren, waardoor het na 1881 tot vreselijke pogroms kwam. Een groot deel van de joden vluchtte naar de VS, waarheen van 1880—1905 meer dan 1,5 mln. joden trokken.

Na een tijd van betrekkelijke rust en welvaart, die de joden in het gebied van de Turkse sultans genoten, werd ook daar, in de tweede helft van de 18e eeuw, de toestand van de joden steeds slechter. Ook in Noord-Afrika, onder het bewind van verschillende Berbervorsten, gingen de joden vooral economisch sterk achteruit. De komst van de Fransen in 1830 gaf de joden daar de kans tot algemene emancipatie en culturele ontwikkeling, zodat de overgrote meerderheid na de onafhankelijkheid van deze gebieden na de Tweede Wereldoorlog, naar Frankrijk en Israël emigreerde. De joden in de andere Arabische landen hadden vooral in de 20e eeuw zeer onder vervolgingen en economische achteruitstelling te lijden, zodat ook zij na de oprichting van de staat Israël in 1948 in groten getale daar hun toevlucht zochten.

Na de Eerste Wereldoorlog werd het door de Engelsen op de Turken veroverde Palestina, op aandrang van aanhangers van het ➝zionisme, met de ➝Balfourdeclaratie tot Joods Nationaal Tehuis uitgeroepen en vóór de Tweede Wereldoorlog vestigden zich er ca. 500 000 joden. De opkomst van het nationaalsocialisme en het aan de macht komen van Adolf Hitler in Duitsland in 1933 werden rampzalig voor de Europese joden. Vele Duitse joden konden nog voor de nazistische vervolgingen vluchten, maar de joden in de door Duitsland bezette gebieden werden vrijwel in hun geheel in vernietigingskampen omgebracht, in totaal meer dan 6 mln. slachtoffers.

Na de Tweede Wereldoorlog is de joodse bevolking in West-Europa verder gedaald: vele overlevenden van de Duitse concentratiekampen vestigden zich in ➝3Israël. In de USSR, waar zij opnieuw erg worden gediscrimineerd, in de VS en Zuid-Amerika wonen thans de meeste joden (te zamen ca. 5 mln.). Ook in Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland zijn joodse gemeenschappen gevestigd. [dr.L.Fuks] LITT. S.Dubnow, Weltgeschichte des jüdischen Volkes (10 dln. 1925-29); S.W.Baron, Asocialand religious history of the jews (16 dln. 1952—69); L.Finkelstein (red.), Jews: their history, culture and religion (2 dln. 1960); W.F.Klein, De joden in Ned. (1969); M.H.Gans, Memorboek (1971); I.Maier, Das Judentum der bibl. Zeit bis zur Moderne (1973); H.G.Adler, Der verwaltete Mensch (1974);

Narkiss, Spiegel der joodse beschaving (1975); S. Baachfeld, Uw joodse buurman (1975); L.Kochan, The jew and his hist. (1976); C.Bermant, The jews (1977); L.S.Dawidowicz, La guerre contre les juifs

45 (1977).

ANTROPOBlOLOGiE.

De joden worden gerekend tot het mediterrane type van het ➝Europide ras. Er bestaat geen joods of Semitisch ras: de joden zijn morfologisch noch genetisch als afzonderlijke groep te onderscheiden.

LITT. De Israëlieten (Time-Life, 1975).