o. (-en), larynx, het bovenste deel van de luchtpijp, bestaande uit een aantal gemodificeerde kraakbeenringen, en waarin zich bij de mens de stembanden bevinden.
(e) Een strottehoofd komt voor bij organismen die door longen ademen en sluit de luchtpijp af voor voedsel. Bij sommige amfibieën vindt men hier al een aanleg tot stembanden. Bij de mens heeft het strottehoofd een kraakbenig, later verbenend skelet. De stembanden zijn naar binnen staande plooien van het slijmvlies; beiderzijds zijn er twee, de ware en de valse stembanden. De valse stembanden liggen iets hoger dan de ware en steken minder ver in het strottehoofd naar binnen. Onder de stembanden wordt de doorsnede van de luchtweg groter en begint de luchtpijp, →adamsappel, →stemband.
Ontsteking van het strottehoofd heet →laryngitis.