Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

strot

betekenis & definitie

v./m. (-ten),

1. voorkant van de hals als uitwendig lichaamsdeel, met de zich daarachter bevindende delen van de ademhalingsorganen: iemand naar de — vliegen; (zegw.) het komt me de — uit, ik ben het meer dan beu;
2. strottehoofd: de puntig uitstekende — in de magere hals.