Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

spiraal

betekenis & definitie

[<Lat.], v./m. (-ralen), 1. kromme lijn in het platte vlak of in de ruimte, die zich meestal oneindig vele malen om een vast punt of vaste as heenwindt β“”;

2. schroeflijn, lijn waarvan de windingen een cilinder of een kegel beschrijven; 3. verkorting van spiraalmatras.

β“” MEETKUNDE. Een spiraal is een vlakke kromme lijn die oneindig veel malen om een vast punt O draait op steeds groter of op steeds kleiner wordende afstand van O. Voorbeelden: 1. De spiraal van Archimedes, vergelijking in poolcoördinaten r = aπœ‘, a constant en positief. De kromme bestaat uit twee in punt O in elkaar overgaande takken; corresponderende met positieve resp. negatieve waarden van πœ‘; Archimedes kende slechts de positieve tak. Voor πœ‘ = 0 raken deze takken de positieve resp. negatieve 𝓍-as. Voor naar +∞ toenemende waarden resp. naar -∞ afnemende waarden van πœ‘ nadert r tot +∞ resp. tot -∞, zodat de kromme op steeds groter wordende afstand in positieve resp. negatieve richting om punt O draait.

2. De hyperbolische spiraal, vergelijking in poolcoördinaten rπœ‘ = a, a constant en positief. Ook deze spiraal bestaat uit twee in punt O elkaar naderende maar niet in elkaar overgaande takken, corresponderende met positieve resp. negatieve waarden van πœ‘. Voor πœ‘ = 0 naderen beide takken tot de lijn y = a als asymptoot. Voor naar +∞ toenemende waarde resp. naar -∞ afnemende waarden van πœ‘ nadert r tot 0, zodat de kromme op steeds kleiner wordende afstand in positieve resp. negatieve richting om punt O draait zonder dit punt ooit te bereiken.
3. De logaritmische spiraal, vergelijking in poolcoördinaten r = aemπœ‘, a en m constanten positief. Deze spiraal bestaat uit één tak. Voor πœ‘ = 0 snijdt zij de cirkel met middelpunt O en straal a. Voor naar +∞ toenemende waarden van πœ‘ nadert r tot +∞, zodat de kromme in positieve richting om O naar het oneindige draait, net zo als de spiraal van Archimedes. Voor naar -∞ afnemende waarden van πœ‘ nadert r tot 0 zonder deze waarde ooit te bereiken, zodat de kromme nadert tot punt O als asymptotisch punt, net zo als de hyperbolische spiraal. Bij de logaritmische spiraal is de hoek tussen voerstraal en raaklijn constant, en wel ongelijk 90°, uitsluitend afhankelijk van de waarde van m.