Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

spectrometer

betekenis & definitie

m. (-s), ben. van een klasse van apparaten, die een spectrum, maar niet noodzakelijk een optisch spectrum leveren.

(e) In een bètaspectrometer wordt een invallende bundel elektronen (bètastralen genoemd) afgebogen onder invloed van een magnetisch veld. Door variatie van de magnetische veldsterkte kan men achtereenvolgens elektronen van verschillende energie door een vaste uittreedopening op een detector laten vallen. De in de detector ontstane elektrische stroom wordt geregistreerd als functie van de magnetische veldsterkte. Na ijking kent men dus de energieverdeling (of het bètaspectrum) van de elektronen.

Gammaspectrometer. De bij een kernreactie vrijkomende quanten worden in een kristal (b.v. natriumjodide) omgezet in lichtflitsjes, of in een halfgeleider in stroomstootjes. Beide methoden leveren uiteindelijk elektrische pulsen, waarvan de hoogte evenredig is met de energie van het gammaquantum. Elektronische apparatuur sorteert hen naar aantal en grootte, waarmee een gammaspectrum verkregen is.

Bij de ➝spectrochemische analyse maakt men gebruik van o.a. infraroodspectrometers (➝infraroodspectroscopie), ➝massaspectrometers, ramanspectrometers en elektronenspinspectrometers.

< >