Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Selectie

betekenis & definitie

v. (-s),

1. (biologie) natuurlijke selectie, eliminatie van de minder-aangepaste individuen van een populatie; teeltkeus: het uitkiezen van de meest geschikte individuen voor veredelingskruisingen (kunstmatige selectie);
2. (sociologie) het uitzoeken naar geschiktheid: een strenge selectie toepassen;
3. wat uitgekozen is; uitgekozen gedeelten: een selectie uit de operettes van Lehar.

BIOLOGIE

Natuurlijke selectie is het proces waarbij de minst sterke individuen van een populatie eerder worden geëlimineerd door predatoren (b.v. doordat zij opvallend gekleurd zijn) of eerder doodgaan bij verandering in de milieuomstandigheden (klimaat enz.). C.Darwin omschreef dit als survival of the fittest. Hierdoor blijven de sterkste en best aangepaste individuen over om nageslacht te krijgen, natuurlijke selectie. Selectie binnen een populatie voor twee verschillende waarden van een eigenschap, zowel door natuurlijke als door kunstmatige selectie, heet disruptieve selectie. Disruptieve selectie leidt tot het voorkomen van twee verschillende typen binnen een populatie, en kan aldus een rol spelen bij soortvorming, zowel bij sympatrische als bij allopatrische soortvorming. Gerichte selectie voor één kant van de verdeling van een kwantitatieve eigenschap (b.v. voor hoog vetgehalte in melk) heet lineaire selectie.

Hiertoe worden steeds de koeien met een hoog vetgehalte als fokdieren voor de volgende generatie gebruikt. De erfelijkheidsgraad geeft aan hoeveel verandering men verwacht per generatie.

Plantenveredeling. In de plantenveredeling past men selectie toe voor het verkrijgen van voortkwekingsmateriaal ten behoeve van het kweken van nieuwe rassen en ook voor de instandhouding van rassen. Voor het kweekwerk kiest men meestal enkele planten uit een populatie (positieve massaselectie) of een gehele populatie. Bij de instandhouding van rassen kiest men bij generatief vermeerderde gewassen planten, die aan de rasbeschrijving beantwoorden (positieve massaselectie). Bij vegetatief vermeerderde gewassen selecteert men vooral op gezonde planten door het verwijderen van ongewenste individuen (negatieve massaselectie).

Planteziektenkunde: Selectie, het verwijderen van zieke of het uitzoeken van gezonde planten in een variëteit van een gewas, heeft ten doel gezond zaaizaad of pootgoed te verkrijgen. Zo is het voor het winnen van gezond, virusvrij pootgoed van een aardappelras noodzakelijk om uit het jonge gewas de zieke planten te verwijderen; men spreekt van stamselectie, wanneer uit het veld gezonde planten uitgezocht en apart nageteeld worden (stammen). Veeteelt. Selectie bij economisch belangrijke dieren heeft plaats om b.v. het vormen van een goede melkof slachtveestapel te bewerkstelligen. De fokker maakt hierbij gebruik van belangrijke eigenschappen (b.v. melkproduktie) en van de informatie uit stambomen en nakomelingenonderzoek. Uit de stambomen kan hij, wanneer er verder geen verschillen zijn, van een stier uit een geslacht van hoge producenten verwachten dat deze eerder genen voor hoge produktie zal doorgeven dan van één waarbij dit niet het geval is.

Het nakomelingonderzoek is van belang in gevallen waarbij de hoedanigheid van een geslacht zal moeten worden beoordeeld. Dit is o.a. het geval bij melkof eiproduktie, Men selecteert dan niet op grond van de eigenschap van één enkel individu, maar op grond van de eigenschappen van het nageslacht van dat individu. Deze methode wordt veel toegepast bij selectie voor melkvee waarbij men van kunstmatige inseminatie gebruik maakt.

LITT. G.Komen, Erfelijkheidsleer en selectie (1967).

SOCIOLOGIE

In het onderwijs heeft selectie tot doel te bepalen wie voor een bepaalde opleiding geschikt zijn. Een middel daartoe is een toelatingsexamen. Dit blijkt, behalve voor uitgesproken gevallen, een weinig nauwkeurige voorspelling te geven. Hetzelfde geldt voor tests. In verband daarmee wordt er naar gestreefd een langere periode te gebruiken om van kinderen méér te weten te komen dan in de tijd van een examen mogelijk is. Zo gebruikt men nu algemeen in Nederland de brugklas (het gemeenschappelijke eerste leerjaar); er gaan stemmen op voor een brugperiode van 2 of 3 jaar, die de leerling gebruiken kan om zelf te ontdekken wat hij kan of niet kan. onderwijssociologie. In België gebeurt dit tijdens de tweejarige observatiegraad in het vernieuwd secundair onderwijs.