plantengeslacht uit de familie Labiatae, met ca. 200 soorten, dat vrijwel overal ter wereld aangetroffen wordt, bij voorkeur in gematigd warme klimaten. Het zijn kruidachtige, meestal overblijvende planten.
Kelk 2-lippig, de bovenlip met een afstaande schub, die met het rugstuk aan de kelkvoet afvalt, terwijl de rest van de kelk zich (blijvend) om de vrucht sluit. Bloemkroon met 3-lobbige bovenlip, 4 meeldraden, 2 ongelijk lange stempellobben. In de Benelux komt voor b.v. Scutellaria galericulata, blauw glidkruid, in rietlanden en moerassen, met vrij grote blauw-violette eenzijdig gerichte lipbloemen. Als rotstuinplantje: S.alpina (purperen bloempjes met witte of gele onderlip; Centraal Europa).