Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schudden

betekenis & definitie

(schudde, heeft geschud),

1. met min of meer kracht ritmisch heen en weer of op en neer bewegen: een drankje schudden, zodat de bestanddelen zich goed vermengen; iemand door elkaar schudden, bij wijze van straf; het bed schudden, het opmaken; de kaarten schudden, zodat de volgkaarten goed verspreid raken; (fig.) de kaarten zijn (al) geschud, de zaak is al beslist, de uitslag ligt vast; elkaar de hand schudden, bij een begroeting of bij afscheid; het hoofd schudden, ten teken van ontkenning, verwondering of afkeuring; zijn hoofd schudden over, blijken van afkeuring of verontwaardiging geven; (van) neen schudden, een ontkennend gebaar met het hoofd maken; het lichaam op de genoemde wijze bewegen: de hond schudde zich, toen hij uit het water kwam;
2. door genoemde beweging op of van de plaats brengen die een bep. noemt: het stof van zijn schoenen schudden, ook fig. voor: heengaan;
3. over korte afstand ritmisch op en neer of heen en weer bewogen worden: de lamp hangt te schudden.