bn. (-er, -st),
1. rijzig, opgeschoten: een scheutige boom;
2. gauw geneigd tot; onbekrompen, vrijgevig: hij is niet scheutig met zijn vriendschap;
3. (gew.) scheutig op iets zijn, er belust op zijn.
Gepubliceerd op 31-01-2022
betekenis & definitie
bn. (-er, -st),
1. rijzig, opgeschoten: een scheutige boom;
2. gauw geneigd tot; onbekrompen, vrijgevig: hij is niet scheutig met zijn vriendschap;
3. (gew.) scheutig op iets zijn, er belust op zijn.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: