[Ital.], o. (-’s, -zi), muziekstuk van een vrolijk, luimig, schertsend karakter en levendige beweging, vaak in driekwartsmaat.
In de 16e eeuw duidde men met scherzo een verzameling driestemmige canzonettes of sololiederen met canzonetteteksten (o.a. bij C.Monteverdi) aan. Vanaf de 18e eeuw is het scherzo vaak een snel deel van een grotere (of meerdelige) compositie. Bij J.Haydn en vooral bij L.van Beethoven werd het menuet in de symfonie vervangen door een scherzo. Latere componisten, onder wie A.Bruckner, J.Brahms en G.Mahler deden dit eveneens. Het scherzo was bij hen niet alleen vrolijk of humoristisch, maar ook wild, hartstochtelijk of martiaal. In de 19e eeuw werd een zelfstandig pianowerk met een vaak speels-fel karakter (F.Chopin en J.Brahms) eveneens scherzo genoemd.