vaak
vaak - Zelfstandignaamwoord 1. de slaap vaak - Bijvoeglijk naamwoord 1. vele malen Synoniemen dikwijls meestal Verwante begrippen nooit, ooit, soms, gedurig, gewoonlijk, menigmaal, veel, veelal, veeltijds, veelvuldig
Nederlandstalige WikiWoordenboek
vaak - Zelfstandignaamwoord 1. de slaap vaak - Bijvoeglijk naamwoord 1. vele malen Synoniemen dikwijls meestal Verwante begrippen nooit, ooit, soms, gedurig, gewoonlijk, menigmaal, veel, veelal, veeltijds, veelvuldig
Nederlands woordenboek voor onderwijs
vaak - bijwoord 1. op veel momenten, veel keren ♢ ik ga vaak op vakantie naar het buitenland Bijwoord: vaak Synoniemen dikwijls, frequent, meermaals, meermalen, menigmaal, regelmatig, veel, veelvuldig Tegenstellingen weinig
Door Ludo Permentier en Rik Schutz
(behoefte aan) slaap (informeel) ‘En zij was zo schoon in die rijkemensenkleren,’ zegt Marieke Bleecker, worstelend tegen haar vaak. (Louis Paul Boon, De bende van Jan De Lichte) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 1
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
bw. (vaker, -st), dikwijls.
Nederlands woordenboek (7e druk)
I. VAAK m., g. mv., (in N.-Ned. inz. in litt. en gew. t.) behoefte aan slaap, neiging tot slapen: vaak krijgen, hebben ; de vaak uit de ogen wrijven.; Klaas Vaak komt, de kinderen krijgen slaap ; praatjes voor de vaak, nietsbeduidende praatjes; — (Zuidn.) vaak tussen de tanden hebben, honger hebben. II. VAAK I. bw. (vak...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Het begrip vaak heeft 2 verschillende betekenissen: 1. vaak - VAAK - m. geneigdheid tot slapen; vaak krijgen, hebben; Klaas Vaak komt, de kinderen krijgen slaap; (spr.) vaak is het oorkussen der vermoeidheid; praatjes voor den vaak, nietsbeduidende praatjes. 2. vaak - VAAK - bw. (vaker, -st), dikwijls: ik kom er vaak.
Gerelateerde zoekopdrachten