v./m. (scharen),
1. werktuig om te knippen, dat bestaat uit twee om een gemeenschappelijke spil draaibare of door een veer verbonden over elkaar schuivende bladen: de in iets zetten, eraan beginnen te knippen;
2. het snijdende deel van een ploeg, kouter;
3. paarsgewijs voorkomend grijporgaan van sommige gelede dieren: de scharen van kreeften en krabben, de knijpers;
4. naam voor verschillende voorwerpen die door vorm of functie herinneren aan het genoemde werktuig;
5. (gew.) bok (hijswerktuig).
HUISHOUDTECHNIEK
Scharen zijn, afhankelijk van datgene wat moet worden geknipt, in verschillende uitvoeringen in de handel. De punten van een borduurschaar en manicuurschaar zijn zeer dun en scherp; de huishoudschaar heeft stevige bladen met een scherpe en een stompe punt. Stevige bladen hebben o.a. gras-, hegge-, kartelen wildschaar.
HERALDIEK
Als wapenembleem komt de schaapscheerdersschaar vrij veel voor, altijd met de scherpe einden naar de bovenkant van het schild gekeerd. De gewone schaar is een vrij zelden gebruikt embleem. TECHNIEK
Voor het knippen van metalen platen en draden worden handen machinescharen (guillotine-, cirkelschaar) gebruikt.