[Lat. retrahere, terugtrekken], v./m. (-s),
1.af-, terugtocht: de blazen of slaan, het sein tot de aftocht geven;
2. wijk-, rustplaats; toevluchtsoord;
3. afzondering van de wereld; (r.k., nu ook prot.) afzondering, periode van afzondering voor godsdienstige overdenking, geestelijke oefening in een klooster of in een retraitehuis: op (in) gaan.