m. (-en),
1. plaats waar wacht gezet is; naar zijn gaan; m.n. plaats waar een soldaat op wacht is gesteld: de schildwacht mag zijn — niet verlaten; ook politiepost; ieder op zijn —! op zijn — blijven, zijn; verder: staker die werkwilligen het werken belet; oneig.: vatten, ergens gaan staan; fig. van gevoelens en overtuigingen die zich vestigen: de mening had gevat;
2. (fig.) ambt, betrekking: een — van vertrouwen; een — bekleden;
3. taak.