Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-06-2020

portaal

betekenis & definitie

[→Lat. porta, ingang], o. (-talen),

1. grote deurnis aan de ingang van een gebouw (e); het — van de kerk;
2. voorhuis, vestibule;
3. brede gang op een verdieping, overloop waarop kamers uitkomen;
4. (spoorwegen) tot één constructie verbonden draagpalen voor de bovenleiding of voor verkeersaanwijzingen; (bouwkunst) verticaal deel van een bouwskelet bij systeembouw.

(e) Bij de kerken in de middeleeuwen bevonden de eigenlijke kerkdeuren zich achter het vaak rijk met beeldhouwwerk versierde portaal, bestaande uit wangen en overgaande in rondof spitsbogige archivolten over een timpaan van glas of met stenen reliëfvoorstelling.