de structuur van een →stollingsgesteente bestaande uit grote kristallen ingebed in een (glazige) grondmassa van kleine kristallen. Deze twee verschillende kristalontwikkelingen naast elkaar houden verband met een plotselinge verandering in omstandigheden tijdens het stollingsproces.
De eerstgevormde kristallen (fenocrysten) zijn langzaam gegroeid en bereikten een zekere grootte; de later gevormde, deel van de zgn. grondmassa, konden door snelle groei die grootte niet bereiken, en in het uiterste geval is deze massa snel gestold als amorf glas. Uitvloeiing van gesteente schept de omstandigheden die een porfierische structuur doen ontstaan; ook gesteenten die in de aardkorst vast worden, mits in de hogere delen daarvan, kunnen van porfierische structuur zijn.