Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-06-2020

polymorfie

betekenis & definitie

v., 1. het vermogen van een stof, in verschillende modificaties (vormen) op te treden; 2. (dierkunde) het naast elkaar voorkomen in een populatie van verschillende fenotypen binnen één soort (als stabiele toestand ook polymorfisme genoemd) (e).

(E) DIERKUNDE. Bij polymorfisme is er niet één wildtype, waartegenover alle andere fenotypen ‘variaties’ zijn. Polymorfie kan tijdelijk zijn (wanneer natuurlijke selectie het ene fenotype door het andere vervangt), of een stabiele toestand. In het laatste geval is het nodig dat de heterozygoot Aa een groter aantal nakomelingen heeft (door grotere fitness of overdominant is in fitness) dan de beide homozygote AA en aa. Een voorbeeld van een polymorfie bij mensen die op deze wijze gehandhaafd blijft, is de sikkelcelanemie. →dimorfie.

< >