Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-06-2020

polymorfisme

betekenis & definitie

o., 1. stabiele vorm van →-polymorfie (DIERKUNDE); 2. (mineralogie) de eigenschap van sommige mineralen om onder verschillende omstandigheden van temperatuur en druk in kristallografisch scherp onderscheiden modificaties (vormen) te kristalliseren (e).

(e) De modificaties verschillen van elkaar in kristalstructuur; ook verschillen fysische constanten zoals smeltpunt, volumieke massa en brekingsindex. Elke modificatie heeft een beperkt bestaansgebied; bij het passeren van een grenstemperatuur b.v. vindt overgang naar een andere modificatie plaats, hoewel soms met uiterst geringe snelheid. Polymorfisme komt o.a. voor bij koolstof (diamant en grafiet), zwavel (monoclien en orthorombisch), titaanoxide (anataas, rutiel, brookiet), en zinksulfide (sfaleriet, wurtziet).

< >