Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

plantenrijk

betekenis & definitie

[Lat. Regnum vegetabile], o., (plantensystematiek) de samenvattende ben. voor alle plantaardige organismen, waartoe zowel de uitgestorven als de thans levende planten behoren.

De onderscheiden groepen planten moeten worden omgrensd en van een naam voorzien (nomenclatuur).Allereerst geleid door de plantenmorfologie vat men groepen (taxa, enkelvoud: taxon) samen en ontwerpt men daarin een hiërarchie (soort, geslacht, familie, orde, klasse, afdeling). Als axioma geldt dat de mate van (morfologische) overeenstemming evenredig is aan de natuurlijke verwantschap (afstamming van hetzelfde taxon). Dit principe wordt weliswaar genuanceerd door gegevens uit de genetica, chemie, anatomie, fysiologie, geografie en paleobotanie, maar een natuurlijk systeem zou in ieder geval de meest verwante taxa dichter bij elkaar moeten plaatsen dan bij andere. Omdat vele en misschien wel alle taxa polyfyletisch van oorsprong zijn (d.w.z. op verschillende plaatsen en dus uit verschillende voorouders ontstaan) en bovendien de kennis van de directe voorouders ontbreekt, is een natuurlijk stelsel alleen na te streven, maar niet te realiseren. De beoordeling van het gewicht der beschikbare gegevens (‘kenmerken’), individueel op hun morfologische betekenis en gezamenlijk op de mate en wijze waarop zij tezamen optreden, blijft speculatief en subjectief. Bij een kunstmatig systeem bekommert men zich niet om verwantschap maar rangschikt men de taxa volgens gemakkelijk waarneembare kenmerken (b.v. bloemkleur, aantal meeldraden e.d.).

Het voortdurend zoeken naar natuurlijke verwantschappen in het plantenrijk heeft steeds tot uiteenlopende uitkomsten geleid, zodat geen enkele indeling van het plantenrijk in alle opzichten door een meerderheid wordt aanvaard. De hier gevolgde indeling komt voor de Spermatophyta (zaadplanten) vrijwel overeen met de International Code of Botanical Nomenclature, die aanvaard is het 10e internationale botanische congres (Edinburgh 1964), waarbij een der voornaamste vernieuwingen hierin bestaat dat de Gymnospermae (naaktzadigen) in 4 onderafdelingen worden gesplitst.

LITT. G.M.Smith, Cryptogamic botany (2 dln. 1938); J.Hutchinson, The families of flowering plants (2 dln., 2e dr. 1955); G.H.M. Lawrence, Taxonomy of vascular plants (1951); H.C.D.de Wit en K.B.Boedijn, De wereld der planten (3 dln. 1963-66); A.Engler, Syllabus der Pflanzenfamilien (12e dr. 1964); J.Lanjouw e.a., Compendium van de Pteridophyta en Spermatophyta (1968).